Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Op kostschool in Oss: "Ik stapte een nieuwe wereld binnen"

In de late namiddag van maandag 31 augustus 1959 bracht een van mijn neven mij met mijn moeder, met de auto geladen met koffers, naar het Instituut St. Nicolaas in Oss. Dit was een kostschool van de Fraters van Tilburg. Na een klein uurtje en op slechts 45 kilometer afstand, kwam ik in een geheel vreemde nieuwe wereld terecht, die ver verwijderd leek van mijn vertrouwde omgeving in Tilburg, weg van ons huis, van mijn moeder, van mijn zusters en van mijn vriendjes.

Het oude klooster van de fraters aan de Begijnenstraat in Oss, gezien vanaf de Grote Kerk, 1932. In 1961 betrokken zij een nieuw klooster in dezelfde straat. (Fotopersbureau Het Zuiden, collectie Stadsarchief Oss BCO010719)
Het oude klooster van de fraters aan de Begijnenstraat in Oss, gezien vanaf de Grote Kerk, 1932. In 1961 betrokken zij een nieuw klooster in dezelfde straat. (Fotopersbureau Het Zuiden, collectie Stadsarchief Oss BCO010719)
De eerste dag

We reden de Begijnenstraat in Oss binnen, passeerden de grote vierkante kerktoren en stopten bij een in mijn ogen immens groot grijs en ongezellig gebouw, nummer 3. Hoge ramen zag ik, een grote bruine voordeur die je via een paar grijze stenen treden bereikte. De zware koffers zeulden we de traptreden op en we belden aan bij de voordeur, een harde schelle toon. Een frater opende de grote zware deur; daar stond een man, gekleed in zwarte pij, een stijf wit boordje met een ceintuur om zijn middel en om zijn nek bungelde een zwart koord met een kruisbeeld. Hein Bloemen, een kostschoolleerling, stapte een nieuwe wereld binnen.

Via het grote gebouw met lange gangen en trappen werden we geloodst naar de open slaapzaal. Deze was bedoeld voor de jongste kostschooljongens. Overal zag ik jongens met hun ouders dezelfde richting opgaan. Overal zag ik fraters in zwarte pijen met gesteven witte boorden met koorden en kruisbeelden om hun nek. Het rook er naar gekookt eten, hier en daar stond een gipsen heiligenbeeld, een groene plant op een tafeltje, geelkleurig licht scheen door glas-in-lood ramen.

Op de open slaapzaal kreeg ik het tweede bed in de middelste rij toegewezen, mijn slaapplaats.

Moeder pakte de koffer uit en legde een en ander in de kleine kleerkast. Vlug maakte ze het bed op en streek de geel/zwart gestreepte sprei nog recht. Een lijstje met haar foto plaatste ze in het nisje naast mijn hoofdkussen. Daarna moesten we snel naar beneden, want de neef wachtte in de auto om met moeder weer terug te reizen naar Tilburg. In de hal bij de voordeur nam ik met betraande ogen afscheid. Moeder beloofde onmiddellijk een kaart te sturen na thuiskomst. Verder hadden we eerder afgesproken dat ze over drie weken op dinsdagmiddag op bezoek zou komen. Drie weken na dat bezoek mocht ik voor het eerst een weekend naar huis. Over zes weken zou ik dus ‘alweer’ terug zijn in Tilburg.

Slaapzaal van het Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0158)
Slaapzaal van het Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0158)

Een frater nam mij mee naar de recreatiezaal waar nieuwe leerlingen onwennig naar elkaar keken en voorzichtig een praatje aandurfden. Ouderejaars, die net waren teruggekeerd van de grote vakantie hadden het hoogste woord. Daar stond ik dan. Toen de frater surveillant op zijn scheidsrechtersfluit blies, werd iedereen onmiddellijk stil. Die schrille fluittoon, het signaal waar ik zes jaar mee werd geconfronteerd, betekende: mond houden nu en luisteren naar de frater.

Om zeven uur die avond gingen de jongste nieuwe jongens zwijgzaam naar boven waar ze hun pyjama aantrokken. Schuchter maakte ik kennis met mijn slaapburen.

Die eerste nacht viel ik in slaap vol van heimwee, vooral naar mijn mamma. De eerste ‘echte’ dag, dinsdag 2 september 1959, kregen we tijdens het middageten een gebakken snotei. Ik werd misselijk en moest overgeven, ook veroorzaakt door de heimwee. Die middag wandelden we in colonne naar de sportvelden buiten de stad en daarvan friste ik op.

Omdat we allemaal in hetzelfde schuitje zaten, werden er snel vriendschappen gesloten. Ik raakte vanaf de eerste week bevriend met Pieter Merkx uit Heerlen. Een klein blond manneke met een hese stem. Wij waren snel onafscheidelijk en werden later regelmatig door de fraters surveillanten uit elkaar gezet want, naar mij later bleek, men was als de dood voor zogenoemde ‘bijzondere vriendschappen’. Deze zouden kunnen ontaarden in seksueel gerelateerde relaties. Maar wij waren kind, elf jaar en gewoon kameraadjes.

Fraters van het Instituut St. Nicolaas (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCO018122)
Fraters van het Instituut St. Nicolaas (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCO018122)
Het dagritme

Zes jaar heb ik op de kostschool van de fraters doorgebracht, van 1 september 1959 tot aan het einddiploma Mulo-A in juli 1965. In die tijd was het in "gegoede Roomse kringen" nog heel gebruikelijk om kinderen een paar jaar naar kostschool te sturen. Het maakte onderdeel uit van de opvoeding.

Het dagritme op de kostschool veranderde niet of nauwelijks in de zes jaren dat ik er verbleef. Het ritme van de dag, de strenge en harde liefdeloosheid van een aantal kostschoolfraters, maar vooral het volledig gebrek aan privacy vormden drie elementen die het kostschoolleven bepaalden. Het saamhorigheidsgevoel van lotgenootjes kreeg daardoor alle kans, want ontberingen lijden, schept een band.

Het ritme van de dag, van élke dag, was als volgt. Om 6.35 werd de deur van de slaapzaal geopend, frater surveillant kwam luidruchtig binnen en luidde de grote koperen handbel. Wakker worden en meteen opstaan. Wassen met louter koud water aan het eigen wastafeltje, tanden poetsen en haarkammen, daarna aankleden. Dat moest zich allemaal in een kwartier afspelen, want om tien voor zeven floot de frater voor de gezamenlijke afmars naar de kapel. De H. Mis startte om 7.00 uur en duurde ongeveer 25 minuten. In 1960 en 1961 was ik iedere dag één van de twee misdienaren. In de sacristie moest ik me verkleden en voor de mis droeg ik een zwarte of rode toog met een wit surplus. De priester, een ingehuurde Carmeliet van het Titus Brandsma College in Oss en de twee misdienaars knielden voor het altaar waar door mij het Confiteor werd voorgebeden. Met de bel rinkelde ik en ik schonk wijn en water in de kelk. De jongens zaten in twee brede banken, tien rijen achter elkaar. Ongeveer veertig fraters zaten daarachter in een afgesloten blok. Na afloop van de mis zongen ze soms het Te Deum. Daarna marcheerden we naar de slaapzaal om ons bed op te maken. Alles werd geregisseerd door de fluitsignalen van de fraters surveillanten. Tijdens iedere verplaatsing in colonne gold overigens volledige zwijgplicht.

Kapel van het Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0157)
Kapel van het Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0157)

Vanuit de slaapzalen gingen we vervolgens gezamenlijk naar de refter. Deze lag naast de recreatiezaal van de Mulo. Alle 130 jongens kregen daar een vaste plek toegewezen. De recreatiezaal van de Mulo en de refter waren gescheiden door een (gedeeltelijk) glazen wand. Op ooghoogte daarvan was een enorm aquarium gebouwd. Het was een schitterend, goed onderhouden  aquarium met vele tropische vissen. Maanvissen en honderden neonvisjes zwommen er rond.

Voor elke maaltijd werd er uiteraard gezamenlijk gebeden. Als er een jarige was, stond het  smalle doorzichtige plastic vaasje met plastic bloemen voor zijn bord. Voor de jarige werd er na het gebed kortstondig geapplaudisseerd.  Dat waren de plenaire gelukwensen! Het ontbijt duurde twintig minuten en daarna floot de surveillant, dan wist je dat er nog vijf minuten resteerden om de allerlaatste boterham te eten. Na het tweede fluitsignaal moesten we de refter verlaten. Tijdens alle maaltijden mochten we met elkaar praten. Het was verboden om tijdens de maaltijd te schreeuwen of van tafel te gaan.

Na het ontbijt was er een half uur ruimte voor het zogenoemde Algemene Spel dat wil zeggen voetballen op de speelplaats. Je mocht ook studeren, lezen of naar de wc. We kregen een beetje vrijheid, maar met restricties, je bleef in de recreatiezaal of op de speelplaats.

In de recreatiezalen stonden biljarttafels en een tafeltennistafel. Verder tafels met formicabladen en rechte stoelen. Langs een wand stond een boekenkast met spelletjes en veel Roomse lectuur, meestal uitgaven van drukkerij Zwijssen uit Tilburg, een van de bedrijven van de Fraters van Tilburg. Pim Pandoer, Arendsoog, Puk en Muk, de Engelbewaarder, Okki en Taptoe was lectuur die we mochten lezen. Meegebrachte boeken moesten worden goedgekeurd op zedelijkheid en werden van een paraaf voorzien van de klassefrater. Voor iedereen was er in de recreatiezaal een lade waarin je je spulletjes bewaarde. De fraters surveillanten voerden leiding over de recreatiezalen. Zo was er de beruchte hoofdsurveillant frater Ludwigus.

Recreatieruimte ("speelzaal") van Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0161)
Recreatieruimte ("speelzaal") van Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0161)

Om 8.45 uur begonnen de lessen in de klaslokalen, tussendoor was het speelkwartier op de cour (speelplaats).Tot 12 uur kregen we les en daarna was het tijd voor het middagmaal in de refter.

Het warme middagmaal duurde eveneens twintig minuten. Ook deze werd voorafgegaan door gebed en afgefloten door de frater-surveillant. Hierna was weer gelegenheid voor recreatie. Een paar van mijn geliefde activiteiten waren figuurzagen en met pitriet vlechten. We zaagden eindeloos Walt Disneyfiguurtjes uit, die we vervolgens beschilderden. Van pitriet vlochten we manden en dienbladen, geschenken voor thuis. Er was ook gelegenheid te leren boekbinden. Zo bond ik vele jaargangen in van de Engelbewaarder, de Taptoe en Donald Duck. Tijdens recreatie konden we muzieklessen volgen, zoals blokfluit of piano. Muziekfrater Willibrordus (bijgenaamd de Uil) verzorgde deze lessen aan individuele leerlingen. Aparte geluiddichte kamers voor muziekonderwijs waren gebouwd naast de recreatiezaal. Enige tijd heb ik pianolessen gevolgd, maar deze mislukten totaal.

Van 14.00 tot 16.00 uur was er weer les op school. Zowel op de Lagere School als op de Mulo werd er goed onderwijs gegeven. De fraters stonden bekend om hun uitstekende didactiek, je leerde systematisch studeren. Dat is denk ik het meest positieve wat ik van mijn kostschooltijd heb overgehouden .

Mulo-leerlingen, die natuurlijk huiswerk moesten maken, zaten in een aparte studiezaal met voor iedere leerling een lessenaar met klep en opbergbak daaronder. Na schooltijd was er onmiddellijk een uur studie. Om 17.15 uur was het tijd voor de broodmaaltijd in de refter. Daarna was er kort tijd voor  recreatie, gevolgd door  wederom een uur huiswerk maken in de studiezaal. Rond 19.30 uur vond het laatste recreatieblok plaats. Dat was altijd wat vrijer van aard, we kletsten wat met elkaar, we mochten biljarten, kaarten, spelletjes spelen, kortom een tamelijke ongedwongen introductie naar de nachtrust.

Sportende fraters op sportpark De Rusheuvel met leerlingen van het Instituut St. Nicolaas (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCO016991)
Sportende fraters op sportpark De Rusheuvel met leerlingen van het Instituut St. Nicolaas (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCO016991)

Lagere schoolleerlingen sliepen in een open slaapzaal. Aanvang van de bedtijd was 19.30 uur. In stilte naar boven, in stilte pyjama aan, in  stilte tandenpoetsen, voetenwassen en naar bed. Mulo leerlingen gingen om 20.30 uur naar hun chamberettes. Vlak voordat de lichten werden gedoofd, liep de frater hoofdsurveillant pijlsnel langs alle chambrettegordijnen, schoof ze een stukje opzij, zei: “truste” en vervolgde zijn weg. De nacht begon. De frater nachtsurveillant deed sluipend zijn ronden.

Als je het weekend niet naar huis mocht, was op zaterdagmiddag hetzelfde programma als op vrije middagen. We hadden keuze uit wandelen, fietsen of sporten; s ‘zomers gingen we soms naar het zwembad. De zaterdagavonden waren voor ons tamelijk bijzonder als je tenminste thuis geen televisie gewend was. We gingen dan naar de aparte televisiezaal waar we met honderddertig man tv keken. De fraters hadden een toestel met het grootste scherm dat in de handel was. Als er bijvoorbeeld een Amerikaanse cowboyfilm op de zender was, dan ging er een frater voor die tv zitten en hij las de ondertiteling hardop voor. Een paar keer per jaar werd er een gehuurde film gedraaid in de gymzaal die dan als bioscoop was ingericht. Dat was feest!

Aula van het Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0162)
Aula van het Instituut St. Nicolaas, 1966 (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0162)

Zondag was een uitslaapdag, jawel tot 8.00 uur. Omdat het bioritme van de jongens 6.35 uur aangaf, gingen we vanaf dat tijdstip vaak keten. Kussens en natte washandjes werden over en weer gegooid. Op zondag was er om half negen de gezongen hoogmis in de kapel. Omdat we nog niet hadden ontbeten, viel er dan ook regelmatig iemand flauw.

Na de mis en het gebruikelijke ontbijt brak het wekelijkse moment aan om brieven naar huis te schrijven. Je kunt je dat vandaag de dag bijna niet meer voorstellen, maar alle communicatie verliep via briefpost. De telefoon mocht maar bij zeer bijzondere omstandigheden worden gebruikt. Je had daarvoor een briefje nodig met toestemming van frater directeur. Ik mocht alleen bellen op de verjaardag van mijn moeder of mijn zusters. Dan ging ik met toestemming van de frater surveillant en het briefje van de frater directeur naar frater portier, hij draaide het gewenste nummer en verbond me vervolgens door. Dat vond plaats in een telefooncel naast de kamer van frater portier. Volgens mij werd de aan ons verzonden post niet gecensureerd.

Op zondagmiddag was het programma weer exact hetzelfde als op andere vrije middagen. Behalve dat we om half vijf binnen moesten zijn voor het Lof in de Kapel, een gebedsdienst met gezang. In de meimaand, de Mariamaand, moesten we gezamenlijk de rozenkrans bidden. De frater surveillant bad hardop voor, de jongens rondden de repeterende gebeden massaal in koor af. Altijd zongen we het Tantum Ergo.

De fraters

De fraters van het Sint Nicolaas Instituut in Oss vielen uiteen in twee ‘categorieën’. Fraters die voor de klas stonden, de onderwijzers van de Lagere School en docenten van de Mulo vormden de eerste groep. Ze hadden de kweekschool doorlopen en zij die op de Mulo doceerden, hadden lesbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs; ze hadden een degelijke opleiding gevolgd. De onderwijskwaliteit van de fraters van Tilburg was uitstekend, daar stonden ze ook om bekend. Over het algemeen waren ze weldenkend en door het gezag dat ze uitstraalden, dwongen ze respect af. Streng maar rechtvaardig; er was weinig sprake van ernstige hardhandigheid, op enkele uitzonderingen na. De straffen en strafmethoden die werden toegepast,  zouden vandaag de dag overigens absoluut ongebruikelijk en ongehoord  zijn. Strafwerkregels schrijven, honderd keer dezelfde zin, tafelrekensommen schrijven tot je er hoofdpijn van kreeg en af en toe een klap of een mep, in die jaren waren het gebruikelijke en bijna vanzelfsprekende sancties.

Gymzaal van Instituut St. Nicolaas (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0160)
Gymzaal van Instituut St. Nicolaas (bron: coll. Stadsarchief Oss, nr. BCC0160)

De andere groep fraters, welke geen opleiding had genoten, bestond uit de surveillantengroep in de recreatie- en de slaapzalen, de keukenfraters, de frater portier, de ziekenfrater, de frater van de was- en de linnenkamer, de frater koster, de fraters manusje-van-alles. Daar zaten beroerde en gefrustreerde kerels tussen. Volgens mij waren de meeste van eenvoudige komaf, die een roeping hadden voor het religieuze leven, zoals men destijds zei. De kweekschool was voor hen wat betreft niveau niet haalbaar, om over het priesterschap nog maar te zwijgen. Ze werden ‘dan maar’ frater of broeder, wellicht in de hoop nog eens overgeplaatst te worden naar missiegebieden. Geplaatst te worden in zo’n gebied was statusverhogend tijdens het Rijke Roomse Leven. Vele van deze kloosterlingen bleven echter vastroesten op hun eerste ‘plek’: katholieke kostscholen, internaten en instellingen. Ik ben ervan overtuigd dat voor een aantal van deze nauwelijks opgeleide mannen het klooster tevens een vluchtoord moet zijn geweest voor hun homoseksuele of pedoseksuele geaardheid.

De bevindingen beschreven in het rapport van de Commissie Deetman ten aanzien van seksueel misbruik in de RK kerk (2010 e.v.), zouden mijn moeder en haar familie zeer geschokt hebben en de uitkomst daarvan zou hun ernstig verontrust hebben. Ze hebben de openbare onthullingen niet meer meegemaakt, want tijdens de publicatie van het eindrapport waren ze reeds overleden, evenals vrijwel alle daders. Het Instituut Sint Nicolaas wordt in de rapportage van Deetman vele malen ‘genoemd’. Nu ik de grote lijnen en de conclusies daaruit gelezen heb, vrees ik dat hetgeen ik mij herinner het bekende topje van de ijsberg moet zijn geweest.

In de volledige versie van mijn artikel komen de fraters aan de orde, die ik me kan herinneren. Het omvat de periode 1959 tot en met 1965. Na ruim vijftig jaar kan ik me ze niet allemaal voor de geest halen. Fraters die zich op seksueel gebied te buiten zijn gegaan, vermeld ik niet, omdat ik aanwijzingen over dit gedrag uit derde hand heb.

Tenslotte merk ik op dat ik op het St. Nicolaasinstituut soms ben geslagen, ik heb veel strafwerk geschreven en voor straf vele rekentafels moeten maken. Regelmatig heb ik me genegeerd en vernederd gevoeld. Terugkijkend, denk ik dat vooral het volledige gebrek aan privacy niet heeft bijgedragen aan het hebben van louter goede herinneringen aan Oss. Samenvattend kan ik nu zeggen dat het uitstekende onderwijs van de fraters mij zeker gevormd heeft, maar dat het kostschoolleven an sich tot op zekere hoogte negatieve invloed op mijn ontwikkeling (toen) heeft gehad. Van seksueel misbruik, in welke vorm dan ook, ben ik geen slachtoffer geworden. Ik weet echter uit verhalen van mijn medeleerlingen dat het regelmatig en steeds bij dezelfde fraters voorkwam. De jongens spraken er met enige geheimzinnigheid over. Ik laat wat ik over dit beladen onderwerp weet in mijn geschrift geheel buiten beschouwing. 

Dit verhaal is een ingekorte versie.

Lees hier het volledige verhaal

18

Reacties (18)

Mariët Bruggeman zei op 27 mei 2019 om 15:07 uur

Bedankt Meneer Bloemen, voor deze uitgebreide uiteenzetting van het dagelijks leven op een kostschool. Voor iemand die dit niet kent, geeft dit een goede inkijk op de dag- en weekindeling binnen een kostschool. Vooral het strakke ritme is wel zeer bepalend geweest. Ik kan me voorstellen dat het gemis van thuis enorm geweest moet zijn, ondanks het uitstekende onderwijs wat u daar genoten heeft.

Jos Lammers zei op 24 juli 2019 om 20:35 uur

Beste heer Bloemen,

ik heb helaas 4 jaar moeten doorbrengen op het Sint Nicolaas Instituut.
Heb alleen de Mulo gevolgd, kan dus geen oordeel vellen over de "lagere school".
Heb voor 100% de zelfde ervaring als u. Frater Ludwigus heeft bij mij zeer zeer diepe wonden achtergelaten, waar ik ( ook volgens mijn omgeving ) nog veel last van heb. De enkele goede fraters nagelaten, waar u over schrijft, ( ook daarin heb ik hetzelfde gevoel) hebben mijn jeugd kapot gemaakt. Mijn ouders leven niet meer, hebben mij NOOIT willen geloven wat ik ervaren heb; mede hierdoor is de relatie met mijn ouders altijd slecht gebleven. Gelukkig heb ik een lieve echtgenote en kinderen, die mij geholpen hebben om in het leven te kijken naar wat mooi is.

Mariët Bruggeman zei op 26 juli 2019 om 15:40 uur

Hartelijk dank voor je reactie Jos. Wat ontzettend triest dat je zo moet terugkijken op je jeugd en zo alleen gestaan hebt daarin. Ik wens je heel veel kracht en steun en liefde van je gezin toe. Misschien dat dhr. Bloemen ook nog op jouw reactie reageert. Wellicht helpt het om met iemand te praten die ook in dit instituut gezeten heeft.

Miguel Defesche zei op 4 december 2019 om 23:25 uur

Een heel mooi verhaal .Was zelf vanaf 1960 een kostschoolganger in Oss
Miguel Defesche

Marilou Nillesen zei op 5 december 2019 om 10:10 uur

Bedankt voor je reactie, Miguel. Welke herinneringen heb je zelf aan die periode? Denk je er nog met enige regelmaat aan terug?

Miguel Defesche zei op 6 december 2019 om 16:00 uur

reactie volgt nog

Miguel Defesche zei op 6 december 2019 om 16:25 uur

Ik ben zelf begonnen in het schooljaar 1960/1961 in de 6 klas bij frater Acarius.
Veel van wat hein Bloemen op papier heeft gezet is herkenbaar voor mij.

Alleen ik heb nooit op de open slaapzaal gelegen. Ik had ook nog 2 broers in oss zitten. We hadden een 2 persoons chambrette op de grote slaapzaal.
Ik denk nu met plezier terug aan mijn kostschooltijd echter toen ik erop zat dacht ik er soms wat anders over.
Alhoewel in de loop der jaren werd het wel steeds vrijer en mocht en kon je meer.
Zoals elk weekend naar huis, dansles met meisjes van de MMS,vrij in Oss rondlopen.Van de recreatiezaal herinner ik me ook het voetbalspel en de pingpong tafel waar interne competities werden gehouden.
Ook ik was misdienaar, samen met mijn broer dienen.
Het resulteerde nogal eens in lachbuien wat de pater carmeliet niet altijd waardeerde.
Het eten vond ik zelf niet geweldig, er waren maar weinig gerechten die ik echt lekker vond.
En hoofdgerecht en nagerecht op hetzelfde bord.
Echt vies vond ik de berenlul, een soort braadworst. Ik heb deze een keer mee naar huis genomen (op een zaterdag) maar zelfs onze hond at deze worst niet op !De wekelijkse snoepverkoop ging met kartonnen rondjes,
Ik kreeg op een moment de taak de rondjes te verkopen voor de wekelijkse snoepverkoop. Veel vriendjes zijn daar beter van geworden.
Van de fraters herinner ik me nog Doortje. (echte naam weet ik niet meer ) iets van mein....
Deze frater heeft mij eens een ontzettend pak slaag gegegeven toen ik herrie maakte op de slaapzaal.
Doortje was een toezichthouder op de slaapzaal, ik vermoed dat hij zich vrijwilliger hiervoor heeft opgegeven. !
Een andere frater die het niet zo op mij had was Benigius, alias de Big,.
Heeft me een keer in de prullemand geduwd en regelmatig strafregels laten schrijven.
De oudste frater, Vitus,heb ik nog naar het kerkhof gedragen, was uitverkoren om de kist te dragen.
de dametjes in de keuken en huishouding waren de dametjes van de Heuvel
ook herinner ik me nog frater Laurentius, de Stuc als bijnaam.
Als me nog meer te binnen valt volgt er nog meer.

Marilou Nillesen zei op 8 december 2019 om 19:43 uur

Wat een waardevolle aanvullingen, Miguel. Je herinneringen zijn vast weer herkenbaar voor anderen die in deze periode hier woonden. Bijzonder om te lezen dat zelfs de hond de worst niet lustte. Je gaat je toch afvragen wat er een hemelsnaam in verwerkt was.

Mooi ook dat je na al die jaren een balans weet te vinden tussen de leuke, en de minder leuke herinneringen. Hopelijk schiet je nog meer te binnen, en lezen we dat hier ;)

Veel dank alvast voor deze bijdrage!

Gerard Brans zei op 19 december 2019 om 23:50 uur

Om in ieder geval nog iets te redden van mijn schoolopleiding werd ik voor 4 jaar ingelijfd bij de fraters van Tilburg op hun kostschool St. Nicolaas Instituut te Oss. Een kostschool waar je aan de ene kant alle persoonlijk verworven vrijheden moest inleveren. Aan de andere kant moest je leren om te leven met het nut en de noodzaak van de nieuwe regels die bepalend waren voor die gemeenschap. Later zouden we zeggen “we zaten op de voorloper van de Bijlmerbajes”. Vier jaar onderwerping betekende Mulo diploma A met diploma Godsdienst en aansluitend diploma machineschrijven. Kostscholen zijn er niet meer, de tijd heeft ze ingehaald.
Ik heb een tijdlang met enige frustratie rondgelopen over mijn tijd op de kostschool. Tot ik 10 jaar geleden een stukje las over het gevangeniswezen, daarna was ik beter in staat om mijn kostschooltijd een genuanceerder plekje te geven. Het stukje over het gevangeniswezen heb ik nog steeds bewaard:
“Gedetineerden zijn erg egoïstisch. Iedereen denkt eerst aan zichzelf. En dat is ook wel begrijpelijk. Je moet op jezelf passen. Vriendschappen ontstaan in een sociale omgeving en dat is de bajes niet. Een gevangenis is een niet natuurlijke omgeving. Er wonen alleen maar mannen en de ene helft heeft de macht over de andere. De celdeuren gaan elke dag om vijf uur dicht en de volgende dag om half acht open. Als je opgesloten wordt raak je de regie kwijt. Zo laat eten, zo laat sporten. Je hebt recht op een uur luchten per dag. Alles op een vast tijdstip. Je kunt niet zeggen: mag ik straks even? Een uur naar de bibliotheek is echt een uur. Je bent overgeleverd aan een ander.”
Ludwigus
Van 1951 tot 1955 heb ik doorgebracht op de kostschool in Oss. Ludwigus was de meest omstreden Frater. Onvoorstelbaar dat hij met zijn gedrag, met zijn verschrikkelijke humeur, met zijn losse handjes, met zijn voorliefde voor bepaalde jongens dat hij daarmee wegkwam. Hoe dat kon, kan ons de geschiedenis vertellen.
Ludwigus de Beer (1906-1994) was een volle neef van:
Franciscus Saleseus de Beer (1821-1901) Deze Franciscus was een van de vier fraters die behoorden tot de oprichters van de Fraters. Later werd hij tot priester gewijd. Hij werd overste en later zelfs algemeen overste over de gehele congregatie. Hij stichtte daarna een weeshuis, een kweekschool, een blindeninstituut en de jongens kostschool. Enz. Enz.
Het is maar een hypothese, maar ik denk toch dat de verdiensten van zijn oom voor de congregatie, voor onze Piet de Beer (Frater Ludwigus) de vrijbrief betekende. (zie ook wiki)

Han Fens zei op 16 juni 2020 om 14:14 uur

Ik heb zojuist een hele uitgebreide reactie geschreven op bovenstaande inzendingen. Zie er niets van terug op deze website.

Marilou Nillesen zei op 17 juni 2020 om 11:08 uur

Hallo Han, wat bijzonder vervelend! Ik heb onze spamfilters nog eens nagekeken om te zien of daar iets is blijven hangen maar ik vind niets...

Ik neem achter de schermen even contact met je op.

Han Fens zei op 17 juni 2020 om 15:43 uur

Beste lezer.
Graag wil ik een reactie schrijven n.a.v. bovenstaande artikelen. Maar alvorens dat te doen stel ik me eerst voor. Ik ben Han Fens (ex-frater Fernando), vijf jaar (van 1964/65 – 1969/70) werkzaam geweest als leerkracht aan de Sint Nicolaasschool in Oss, en tevens in mijn vrije tijd ondersteuning gaf aan de surveillanten van het St. Nicolaasinstituut.

Het moet me van het hart dat ik soms wel erg geschrokken ben van de persoonlijke ervaringen die op papier zijn gezet. Ik besef me heel goed dat ik aan de andere kant van de streep heb gestaan dan bovengenoemde informanten.
Graag wil ik een enkel punt eruit pikken, niet om het goed te praten, maar om mijn persoonlijke ervaringen in dezen weer te geven.

In een van de artikelen werd gesproken over seksueel misbruik van kinderen op kostscholen. Een gegeven dat helaas, maar al te waar, is voorgekomen. De jaren dat ik op St. Nicolaasinstituut mijn vrijwillige diensten heb aangeboden, heb ik hiervan niets gemerkt. Sommige fraters, zoals ik, werden gevraagd om `s avonds te gaan surveilleren op de slaapzaal. Deze mensen werden persoonlijk hiervoor door de directeur gevraagd en werden ook op dit terrein daadwerkelijk gescreend. Eens in de drie weken was je aan de beurt en mocht/moest je er voor zorgen dat de jeugd een goede nachtrust genoot. En dat was niet altijd even gemakkelijk. Vooral omdat deze jeugd (tussen de 10 en 13 jaar) wel eens graag een “rottigheidje” uit probeerde te halen. Zoals de wekker plotseling te laten aflopen. Maar ook een avond dat de knecht van Sinter Klaas in vol ornaat verscheen nadat de lichten waren uitgedaan. Dit werd niet altijd door medebroeders in dankbaarheid afgenomen. Och de jeugd wil ook wel eens wat.

Zo ging ik elke woensdagmiddag, als echte voetballiefhebber, met de oudere jeugd een partijtje voetballen op het gemeentelijk sportpark, waar het instituut een eigen voetbalveld had. Aanvankelijk als leider/scheidsrechter, maar later als actief voetballer en tevens scheidsrechter. Die jeugd was niet veel jonger dan ondergetekende. Ging niet altijd even eerlijk, maar daar had de jeugd best begrip voor. Ook gebeurde het weleens dat een bepaald groepje verlof vroeg om eerder te stoppen met voetballen, zodat ze even hun vriendinnetje konden gaan bezoeken. Dat was overigens niet de bedoeling van de sportmiddag, maar met de belofte op tijd terug te zijn, en er verder geen ruchtbaarheid aan te geven, werd weleens een oogje dicht geknepen.
Ik begrijp heel goed dat voor een grote groep jongelui het kostschool een gedwongen iets was. Ik herinner me nog dat de ouderlijke woning van een van de jongens nog geen halve kilometer van het instituut af stond.

In de aangehaalde artikelen heb ik ook verwonderd gestaan dat namen van fraters genoemd werden. Oké transparantie is een goede zaak, en ik begrijp ook dat er best mensen zijn geweest die verschrikkelijk nare ervaringen hebben opgedaan, die niet goed te praten zijn. Persoonlijk heb ik een lange loopbaan in het onderwijs doorgebracht; Oss heeft nog steeds een warm plekje in mijn hart. Bij mijn eerste kennismaking in Oss met mijn directeur kreeg ik te horen: Je zult merken dat je eerste school je mooiste jaren kunnen zijn. En die ervaring is mijn eigen geworden. We hadden een zeer gemêleerd team, van alles wat, oude en jonge fraters, oude en jonge meesters en oude en jonge juffrouwen.
Daarom zou ik alle mensen die de negatieve punten hebben meegemaakt, de goede raad willen geven kijk ook eens naar de positieve zaken. Want die zijn er zeker geweest.
Overigens tot slot. In mijn beginwoord stelde ik me voor als ex-frater. Ik heb later de congregatie van de fraters verlaten en ben ondertussen al weer heel wat jaartjes getrouwd, met een Nederlandse vrouw die ik in Slovenië tijdens de vakantie heb ontmoet.

Overigens de fraters hebben me ook veel goeds gegeven. Het feit dat ik heb kunnen studeren, wat in mijn jeugd niet voor iedereen weggelegd was, heeft me altijd veel voldoening gegeven.
Het gaat jullie allen goed.
Han Fens

frans roelvink zei op 8 juli 2020 om 19:20 uur

Even over Frater Ludwigus de Beer. Inderdaad, een voor zijn werk onbekwaam persoon. Ik heb tussen 1962 en 1970 in Oss gezeten en heb verschillende keren flink ruzie met die man gehad. Natuurlijk moest ik daarvoor steeds op het matje komen bij de directeur, Frater Januarius van Ginneke. Een wijs man, met veel geduld en die goed kon en wilde luisteren. Frater Ludwigus, in de wereld Petrus Johannes Vincentius Cornelis de Beer, was een zoon uit een familie van metaalbewerkers. Zijn vader was Franciscus Cornelis de Beer, ook een metaaldraaier. Diens vader was Hendrikus de Beer, een fabrieksarbeider en op zijn beurt een zoon van een droogscheerder, met dezelfde voornaam (Norbertus) als een latere wolfabrikant met dezelfde naam. Hij zal daar ongetwijfeld verre familie van zijn, maar de stamboom van die familie gaat terug tot de zestiende eeuw. Ik heb als hobby stamboomonderzoek, vandaar dat ik dat weet. Hij zal dus ook verre familie zijn (geen neef) van een van de oprichters van de congregatie. Of hij met die mogelijke familierelatie gezwaaid heeft en er misbruik van heeft gemaakt weet ik niet.

frans roelvink zei op 8 juli 2020 om 19:41 uur

Even over de herinneringen van Hein Bloemen. Veel is herkenbaar voor mij, want ik heb tussen 1962 en 1970 in Oss gezeten. Niet altijd even leuk geweest. Sommige door Hein genoemde fraters herinner ik mij, naast andere namen. De open slaapzaal, de chambrettes, het aquarium, de recreatieruimte, de kapel, het eten, ik herinner het mij allemaal nog. Ik heb ik de recreatieruimte veel gelezen, maar ook veel gebiljart en tafeltennis gespeeld. Je kon er, naast figuurzagen, ook pottenbakken, bijvoorbeeld een asbak. Illustratief voor het eten is misschien het volgende. Ik at veel te weinig, waardoor ik erg onder mijn normale gewicht zat. Besloten werd dat ik bijgespijkerd moest worden en dat gebeurde met extra maaltijden tijdens de pauzes. In de ochtendpauzes kreeg ik de lekkerste vleeswaren en kaasproducten die van het ontbijt van de Fraters was overgebleven. En na de warme maaltijd kreeg ik soep van betere kwaliteit en een beker yoghurt met vruchten, ook afkomstig van het eten van de Fraters. Ik heb daar heel erg lang over gedaan om weer op een voor mijn leeftijd normaal gewicht te komen. De binnenplaats, de cour. In strenge winters werd die onder water gezet om te kunnen schaatsen. Dat werd door de jongens gedaan en op 'n keer was ik aan de beurt om water te spuiten. Maar tijdens dat spuiten mocht niemand over de binnenplaats lopen, zodat het water in alle rust kon bevriezen. Toch waagde het een jonge frater erop om over de binnenplaats te lopen, terwijl ik aan het spuiten was. Ondanks mijn waarschuwingen liep hij door. Ik heb hem toen maar een nat pak bezorgd, maar mocht meteen daarna bij de directeur op het matje komen. Dat gebeurde wel vaker, want zo lieve jongen was ik toen niet. Dansles. Pas heel laat, ik meen na 1968, werd er dansles gegeven. Voorzichtig schuivelen, maar wel iets van opgestoken. Vrouwen, die werden tot, ik meen 1968 gewoon buiten de deur gehouden. Tot slot, sexueel misbruik. Ik ben geen slachtoffer, maar ken wel de verhalen, het kwam dus wel degelijk voor in Oss. Toen het een paar jaar geleden allemaal naar buiten kwam, leek het, alsof een aantal openstaande vragen werden beantwoord. Het is goed, dat het superhoofd van de congregatie toen in een open brief zijn spijt heeft betuigd en excuses heeft aangeboden aan de slachtoffers.

Cees Laureijs zei op 26 maart 2021 om 16:36 uur

Hallo Han,

Heb jij nog foto's van de periode 1970-1974 misschien? In die tijd heb ik nl. op het internaat gezeten.
BVD

A.w.m.lasance zei op 28 oktober 2022 om 22:05 uur

Ik kwam tegelijk met Hein B aan en herken alles. Ik herinner me dat we stiekem speelden in een geheime kruipruimte onder het gebouw, en dat er een surveillant was waarbij je strafregels kon ruilen voor billenkoek in de douche, na bedtijd. Ik was onder de indruk van een film over de Wiener Sängerknaben, een echte tearjerker. En dat we het vormsel kregen van de beroemde bisschop Bekkers. Ik zong in het koor!

Thijs de Leeuw zei op 1 november 2022 om 13:59 uur

Bedankt, A.W.M. Lasance, voor deze bijdrage. Wel een aparte praktijk zeg van die surveillant... Hoe kijk je achteraf eigenlijk op die hele kostschoolopvoeding terug?

Han Fens zei op 9 november 2022 om 11:32 uur

Beste mensen,
Vandaag heb ik de moeite genomen om alle artikelen door jullie op deze rubriek ingebracht eens rustig door te lezen.
Het een en ander moet me toch van het hart. Daarom deze reactie.
Het uitgebreide beginartikel van deze rubriek staat vol met negatieve opmerkingen. Een uitzondering hierop is de korte opmerking dat het onderwijs van de fraters prima was. Chapeau.
Het is algemeen bekend, zeker in de onderwijswereld, dat de fraters enkele bijzonder knappe methodes op de markt hebben gebracht. Om er enkele te noemen: “Zo lezen, veilig leren lezen”(aanvankelijke leesmethode, die op dit moment in aangepaste vorm nog wordt gebruikt. Een methode die ontwikkeld is rond 1955). En dan natuurlijk de rekenmethode “Geef acht”. Wie kent ze niet. Waarschijnlijk methodes, waarmee jullie hebben leren lezen en rekenen.
In jullie reacties wordt één frater duidelijk aan de schandpaal genageld. In een eerdere reactie heb ik al vermeld dat ik het noemen van namen, zeker in negatieve zin, verwerpelijk vind. Natuurlijk kennen we in Nederland het begrip vrijheid van meningsuiting. Maar er zijn grenzen.
Het begrip puber is algemeen bekend; zeer waarschijnlijk uit eigen ervaring. Deze frater werd geconfronteerd niet met één puber, maar dagelijks met tientallen pubers. Ga er maar aanstaan. In het onderwijs hoor je ook regelmatig leraren klagen over deze moeilijke leeftijd . De praktijk die de meeste van jullie negatief ervaren hebben in combinatie met deze surveillant, wil ik niet goed praten, maar een beetje meer begrip zou op zijn plaats zijn, vind ik. Bovendien vergeet niet dat deze surveillanten vaak hiervoor geen opleiding hadden gehad, dat ik overigens een fout vind en altijd heb gevonden. Dat zou nu niet meer voorkomen.
Verder heb ik zo mijn gedachte over kostscholen/internaten. Weten jullie wel waarom jullie naar Sint Nicolaas zijn gestuurd. Het was toch geen eigen keuze? Heb je dit wel eens bij jezelf nagegaan. Niet zoals iemand in zijn reactie suggereert omdat het in die tijd gebruikelijk was. Persoonlijk denk ik dat er heel iets anders achter gezeten heeft. Maar dat houd ik het liefst voor mezelf.
Tot slot heb ik me verbaasd en gestoord over de opmerking over de z.g. werkfraters. Persoonlijk heb altijd veel waardering gehad voor deze mensen, die toch maar het vuile werk konden opknappen. Dan vind ik het woord intelligentie in deze volkomen ongepast.

Mijn bijdrage aan deze rubriek is geen oproep om een discussie item te introduceren. Blijf lekker schrijven, maar vergeet ook niet de positieve ervaringen te vermelden.
Ik ben benieuwd en kijk uit naar een volgende reactie.
Die tip zou ik ook mee willen geven aan BHIC.

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.