Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970
Rooms prentenboek

Klein, nuchter en non-stop biddend zit Marcelliana - vermoedelijk Brabants oudste - in de kapel. Ze is met zekerheid de oudste in het klooster, én in het boek ‘Nieuwe Eeuwelingen’.

Foto: © Steffie van den Oord
Foto: © Steffie van den Oord

Als ik haar ga interviewen, wil ze één ding meteen weten: ‘U bent nieuw hier, komt u intreden? O... U heeft al kinderen?’ En dan, met hoopvolle ogen, stralend als waxinelichtjes: ‘Ook een dochter – zou die niet willen?’ Sinds de jaren zeventig trad er niemand meer in, maar Marcelliana (107) blijft werven. En ze bidt nog rozenhoedjes; sinds 1935, toen ze intrad.

‘Ge moet het altijd nemen,’ zegt ze, ‘zoals ’t komt.’ Niemand gelooft zo diep als de in 1914 geboren Nella van den Boomen, oftewel Marcelliana, uit Strijp (nu Eindhoven). Daarom is ze zo sterk, weten de jongere nonnen van rond de vijfentachtig: ze gaat nergens onder gebukt. ‘Ora et labora! Bid en werk. Dat heb ik gedaan,’ zegt ze. ‘Hard werken gaat niet meer zo goed.’ Daarom zit ze steeds vaker in de kapel te bidden: ‘Het liefst de hele dag.’

Toen corona door de gangen waarde en er in een paar weken tijd tien zusters stierven, liep ze nog geen verkoudheidje op. ‘Ik moet nog wat meer geduld hebben,’ lacht ze, ‘de hemel gaat nog niet open. Hij heeft mij leren wachten. Maar ik heb altijd graag vórt gemaakt!’ Kwajongensachtig schieten haar ogen achter de brillenglazen heen en weer.

Haar vader stierf in de Eerste Wereldoorlog, haar moeder hertrouwde. ‘Ik was, als enige kind van haar eerste man, de lieveling van moeder. Geen man was goed genoeg voor mij. Ik ging naar de beste,’ zegt de oudste Bruid van God een beetje stoer. Zodra ze 21 was en een halfzus het melken van haar overnam, trad ze in. ‘Ik heb thuis afscheid genomen; moeder gaf me een hand, en ik ben gegaan.’ Anders zou het te emotioneel worden; de regels waren streng. ‘De eerste 25 jaar mochten we niet naar huis.’

Ze was niet blij met haar nieuwe naam: Marcelliana. ‘Ik had nog gezegd: “Doe maar Maria.” Maar dat wilden ze allemaal, en we waren met vijfentwintig. Een onbegonnen zaak…’ Maar met haar bijnaam ‘Marcelleke’ kon ze wel leven.

Marcelliana in haar jonge jaren
Marcelliana in haar jonge jaren

Meteen de eerste dag, na de gelofte, ging ze aan het werk in en rond het zusterziekenhuis; een echte werkzuster, altijd als eerste uit de veren. ‘In de keuken, vóór het eerste gebed, alles klaarzetten voor het ontbijt, en alle deuren openmaken. Om kwart over vijf word ik nog elke dag wakker,’ zegt ze.

En ze balt haar vuist, waar anders de rozenkrans in zit, als het over de oorlog gaat; toen de nonnen een illegale voedselvoorraad aanlegden in de kelder. ‘Smokkelen! De zieken kwamen niks tekort en wij ook niet,’ roept ze krijgslustig. ‘We hebben veel goeds kunnen doen.’

Elke week gaat Marcelliana naar de kapper, en ze draagt wereldse bloemetjesjurken sinds de Schijndelse Zusters van Liefde het habijt, met de grote kap, afschaften eind jaren ‘60. ‘Te gevaarlijk in het verkeer. Je zag niks aankomen van opzij. We hebben de kap allemaal tegelijkertijd af moeten zetten. Wat was het daarna koud op de fiets!’

Heimwee naar huis heeft ze in 85 kloosterjaren amper gehad. ‘We waren met zo’n grote groep, we steunden elkáár,’ zegt ze. Van het kastje naast haar pakt Marcelliana een vooroorlogse foto waarop de losse, zwevende portretjes staan van haar moeder en tweede vader, haar broers en zussen, en van haarzelf; jong, opvallend knap, en met de kap nog op. ‘Dit is gemaakt ter ere van het zilveren feest van moeder en vader Van der Vleuten.’ Haar stiefvader. ‘Ik kon er niet bij zijn, later ook niet bij zijn uitvaart, of bij trouwerijen van broers en zussen…’ Hoe het was om 25 jaar lang niet naar huis te mogen, kunnen de jongere nonnen zich al niet meer indenken. ‘Maar ik sta er tóch bij,’ zegt Marcelliana luchtig, ‘ze hebben mijn fotootje er gewoon bij ingeplakt. Zo werd het opgelost.’ En ze zet haar familie weer op het kastje, onder handbereik.

Als het tijd is voor de avondboterham, gaat Marcelliana naar de refter. Eigenlijk mag het niet, het kan weer leiden tot een muizenplaag; maar als niemand kijkt, moffelt ze de korstjes van haar brood weg in haar mouw. Die zal ze straks stiekem aan de vogels voeren. Met een mouw vol korstjes draait ze zich nog één keer om. ‘Zeg maar tegen je dochter dat ze gerust mag komen!’

‘Dat zou toch mooi zijn,’ zegt ze tegen de zusters die er minder hoop op hebben, ‘als er weer een nieuwe postulante kwam?’

Dit verhaal is afkomstig uit het boek van Steffie van den Oord, Nieuwe Eeuwelingen, levensverhalen van honderdjarigen, verschenen bij Uitgeverij Querido. Het bevat verhalen over nog elf andere honderdplussers die de crisisjaren, de oorlog en corona overleefden.

1

Reacties (1)

Marleen Klaus zei op 19 juli 2021 om 16:48 uur

Wat een geweldig verhaal, het trieste vind ik wel hoe je iemand kunt verbieden om je familie 25 jaar lang niet te zien, dat is onmenselijk.

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.