Zo begon sinds 1948 de catechismus, de samenvatting van de leer van de rooms-katholieke kerk, in de vorm van vragen en antwoorden. Vóór 1948 jaar leefde je op aarde om God te dienen en alleen in de hemel gelukkig te zijn.
De meeste katholieke kinderen van na de oorlog maakten in de derde klas van de lagere school kennis met de catechismus, het boekje met op de kaft Christus, die je recht in de ogen keek. Thuis moest je de antwoorden op de vragen van buiten leren. Onze ouders zagen erop toe dat je dat ook deed. Op onze school werd wekelijks een aantal vragen overhoord.
Vanaf de vijfde klas moesten we ook de moeilijker vragen leren; de antwoorden waren eveneens moeilijker en uitgebreider. Aan het einde van het zesde leerjaar was het tijd voor de ‘grande finale’. Op dat moment werden we geacht de catechismus van buiten te kennen. De pastoor kwam ons overhoren en wanneer we slaagden, mochten we de plechtige communie doen.
Herinneringen aan de catechismus
C. van Aart-Van Tillo uit Steenbergen
In 1940 moesten we de catechismus helemaal uit het hoofd leren ter voorbereiding op de plechtige communie. Een kloosterzuster begeleidde ons. Wij waren met z'n drietjes en moesten dan de vragen aan elkaar doorgeven. Dat ging dagen achter elkaar door: vraag en antwoord. Wie zonder fouten de catechismus op kon zeggen, kreeg een mooi kerkboek met goud omrand en anders rood.
Riet Jansen-Romme uit Baarle Nassau
Hoe meer fouten je had, hoe verder naar achter je in de rij de kerk binnen mocht komen. Een woordje verkeerd was al goed voor een fout, dus dat schoot niet echt op.
L. van Dongen uit Breda
Degene in onze klas die de vragen in de catechismus achter elkaar het snelst kon opzeggen kwam in aanmerking voor een fraai kerkboek. Ik wilde zo'n missaal weleens winnen, want ik had zo'n kerkboek al eens van een ander meisje gezien en was er helemaal gek op. Ik deed daarom mijn uiterste best om dit cadeau in bezit te krijgen en ik had het geluk dat ik goed van buiten kon leren. De onderwijzeres woonde destijds toevallig naast ons en die zei later tegen mijn moeder dat ik als allerbeste de test had afgelegd.
Omdat ik het zo goed had gedaan, mocht ik tijdens de hoogmis, waarin ik en mijn klasgenootjes de hernieuwing van de doopbeloften deden, de oefeningen van geloof, hoop en liefde uitspreken. Ik was ontzettend blij dat mij die eer te beurt zou gaan vallen, maar ik keek toch het meeste uit naar het lof want tijdens deze viering zou ik als allerbeste van de klas het missaal ontvangen. Gespannen zat ik in de kerk in afwachting van het mooie moment dat zou komen. Mijn vader en moeder en de hele familie waren er bij.
De pastoor beklom de preekstoel en die zou mijn naam noemen om het missaal in ontvangst te komen nemen. Maar in plaats daarvan noemde hij de naam van een ander meisje uit de klas. Een klasgenootje van boerenafkomst. Misschien was dat de reden dat zij het kerkboek kreeg en ik niet. Ik vond het verschrikkelijk. Mijn geloof heeft met die hele affaire een flinke knak gekregen. Ik zie het nog voor me alsof het gisteren gebeurd is. Mijn vader is nog naar de pastorie gegaan, maar in die tijd was de pastoor heilig. Hij heeft mij zelf nooit de uitkomst van dat gesprek verteld.
Mevrouw Dirven-Snoeren uit Oosterhout
Ik had een keer straf gekregen omdat ik de catechismus niet goed kende. Ik kwam de les daarna weer de klas in en was heel erg bang, want ik had de strafregels die ik had moeten schrijven, niet gemaakt. Ik moest vijftig keer schrijven: ‘Ik kan niet leren'. Gelukkig was hij het zelf vergeten. Ik ben heel lang bang geweest dat hij het zich nog eens zou herinneren. Zoveel angst en respect hadden we toen. Waar hoor je dat nu nog?
Bron van deze herinneringen
Ad Rooms, Het Rijke Roomse Leven: Herinneringen met weemoed en weerzin, Raamsdonksveer 2002-2006
Reactie toevoegen