Als hij richting Katwijk was vertrokken, kwamen de bedevaartgangers naar de kerk toe en gingen daar in groepjes bij elkaar staan, om vervolgens tegen één uur te beginnen met de processie. Vóórop liepen de vrouwen met de meisjes en daarachter de mannen met de jongens. Bij de vrouwen liep de kapelaan en bij de mannen een pater Kapucijn mee. Veel bedevaartgangers hadden een rozenkrans bij zich. Als we goed en wel onderweg waren, werd het eerste rozenhoedje gebeden, zijnde drie keer de rozenkrans, begeleid door de blijde, de droevige en de glorievolle geheimen. Ook werd zo nu en dan een Marialiedje gezongen. Als we de gebeden klaar hadden, maakten we met elkaar een praatje over alle dingen van de dag.
Eenmaal Linden gepasseerd, hadden we de helft van de tocht erop zitten en begonnen we met een nieuw rozenhoedje. Halverwege tussen Linden en Katwijk kwamen we langs de molen van Jetten; daar woonden mijn oom Piet en tante Anna. Deze laatste is in Beers geboren en zij stond dan aan de straat te wachten om met de processie mee te gaan.
Na ongeveer anderhalf uur arriveerden we uiteindelijk aan het spoorwegviaduct te Katwijk. Daar was dan Wimke Peters al aanwezig met zijn benodigdheden voor de processie, evenals de bruiden en bruidjes en niet te vergeten de pastoor, die met een auto of rijtuig naar Katwijk waren gebracht. Direct werd begonnen met het opstellen en inrichten van de pelgrimsstoet.
Onder luid gezang van Marialiedjes trok de stoet even later naar de kerk van Katwijk. Het was een kleurrijk gezelschap, dat dan over de weg trok. Bij de kerk aangekomen, gingen we allemaal naar binnen en begon er eerst een plechtig lof. In de kerk waren een aantal herinneringen geplaatst van processies, die in de loop van de tijd hadden plaatsgevonden, waaronder een verzameling prachtig versierde en beschilderde kaarsen, die elk jaar weer door de diverse parochies werden geschonken. Dat jaar had de parochie van Beers dus weer een nieuwe kaars meegebracht.
Als het lof afgelopen was en een aantal Marialiedjes waren gezongen, ging iedereen een gelegenheid opzoeken om wat te drinken en te eten. Dat kon gebeuren op twee plaatsen, namelijk bij Piet van Kempen, een café bij de kerk en bij mam de Wild, een café tegenover het pontveer aan de Maas. Iedereen had wel een paar boterhammen meegenomen, maar er waren ook gezinnen, die met een man of tien op bedevaart waren en daarvoor was iemand met de fiets naar Katwijk gekomen met een koffer vol brood en krentenbollen. Samen met een flesje priklimonade werd dat allemaal naar binnen gewerkt.
Na weer wat op orde gekomen te zijn, moesten we om half vijf weer bij de Mariagrot zijn. Daar hield de pater Kapucijn een aangrijpende preek over Maria. We zaten dan allemaal op de bankjes vóór de grot aandachtig naar hem te luisteren. Na de preek was er nog een rondgang door het aanliggende park, langs de kruiswegstaties.
Na afloop hiervan werd de stoet weer opgesteld en trokken we weer richting viaduct. Daar werd het feestelijke gedeelte van de processie ontbonden en de attributen weer op de kar geladen om verder te worden afgevoerd naar Beers. De pelgrims, die de bedevaart te voet begonnen waren, liepen in dezelfde opstelling, zoals ze gekomen waren, weer richting Beers. Er werd bij tijd en wijlen weer gebeden en gezongen, afgewisseld met een gezellig praatje met je plaatsgenoten. In Beers aangekomen werd de groep snel ontbonden, want iedereen was wel moe en wilde zo spoedig mogelijk naar huis.
Uit: H.S. Ebben, De eerste vijfentwintig jaar van mijn leven in Beers aan de Maas (2010)
Reactie toevoegen