Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Nieuwe theologie in Brabant (2): de priester-arbeiders

Rooms prentenboek

Na de Tweede Wereldoorlog begon er een nieuwe wind te waaien in de katholieke kerk, ook in Noord-Brabant. Gerard Strijards schreef een drieluik over, toegespitst op zijn toenmalige parochie van de H. Theresia.

De maatschappijbevestigende kerkopstelling

Kardinaal Alfrink in 1959 (Foto: Fotopersbureau Het Zuiden. Bron: BHIC, fotonummer 1642-002028)
Kardinaal Alfrink in 1959 (Foto: Fotopersbureau Het Zuiden.
Bron: BHIC, fotonummer 1642-002028)


Veel was in 1945 nog niet duidelijk over de politieke opstellingen van de Heilige Stoel met betrekking tot de op rassenleer gebaseerde totalitaire staten die, ultiem, op 15 augustus 1945 alle integraal gecapituleerd hadden. Maar dat Pius XII veel had willen plooien, schikken en masseren in de verstandhouding tussen kerk enerzijds als universele rechtsorganisatie en die staten anderzijds, dat was ook in Nederland wel duidelijk. Voorlopig in de intellectuele bovenlaag.

De mensen aan de basis hadden andere zorgen: de infrastructuur van Nederland was naar de gallemiezen, de nationale goudvoorraad zat in Berlijn, er was een voedseldistributiesysteem en er was woningnood. Maar na 1950 gingen priesters toch vragen stellen over de vraag waarom de paus eigenlijk nooit de massale jodenvernietiging openlijk als doodzondig had veroordeeld en de rassenleer in het algemeen als onverenigbaar met de Evangelische Openbaring had afgewezen.

De gemijterde top van de kerkprovincie vond dat onaangenaam. De gelederen, zo dicteerde de coadjutor van Utrecht die later de aartsbisschop zou worden, Bernhard Alfrink, moesten vóór alles gesloten blijven rondom de man in het unieke wit. In meerdere KRO-radio-uitzendingen hamerde Alfrink op de eerbied die de gelovige aan de plaatsvervanger van Christus verschuldigd was. En hij bevestigde dat de kerk in een strijd op leven-of-dood verwikkeld was met het communisme.

De kerk tegen het communisme

Dat zich opmaakte de wereld te veroveren en een Satansrijk te vestigen in Het Westen. In dat teken stonden ook de “Honderd Jaar Kromstaf-feesten” in Nederland in 1953, toen het herdacht dat de bisdommen waren weder ingevoerd in 1853. Het Episcopaat beklemtoonde dat katholieken katholiek dienden te stemmen. Bij de socialisten hoorden ze niet thuis. Ze hoorden achter Beel te staan, de gedoodverfde minister-president van wéér een rooms-rode coalitie.

Receptie in schouwburg het Casino in Den Bosch bij gelegenheid van de viering van het eeuwfeest van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, 6 juni 1953. V.l.n.r.: mgr. F. Hendrikx, vicaris-generaal van het Bisdom, mgr. W. Mutsaerts, bisschop van 's-Hertogenbosch, J.E. de Quay, commissaris van de koningin in Noord-Brabant, mevrouw Loeff en H.J.M. Loeff, burgemeester van 's-Hertogenbosch (Foto: Fotopersbureau Het Zuiden. Bron: BHIC, fotocoll. Bisdom 's-Hertogenbosch, fotonummer FCBA02290001)
Receptie in schouwburg het Casino in Den Bosch bij gelegenheid van de viering van het eeuwfeest van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, 6 juni 1953. V.l.n.r.: mgr. F. Hendrikx, vicaris-generaal van het Bisdom, mgr. W. Mutsaerts, bisschop van 's-Hertogenbosch, J.E. de Quay, commissaris van de koningin in Noord-Brabant, mevrouw Loeff en H.J.M. Loeff, burgemeester van 's-Hertogenbosch (Foto: Fotopersbureau Het Zuiden. Bron: BHIC, fotocoll. Bisdom 's-Hertogenbosch, fotonummer FCBA02290001)


De eerste keer dat het episcopaat een openlijk stemadvies uitbracht. Dat had het immers altijd ontkend dat het dat deed. Nooit was er vooroverleg geweest, was altijd beweerd, bij heikele kwestie tussen de katholieke Kamerfractie en de bisschoppen. Maar nu ging Alfrink er als van zelfsprekend van uit. Dat schoot priesters die vonden dat het katholicisme toch per definitie een tegencultuur behoorde te bieden tegenover de al te gemakkelijke middenstroom die steeds materialistischer werd in het verkeerde keelgat.

De voltooiing van de katholieke emancipatie

Als de katholieke emancipatie voltooid was mét het feit dat een arbeider een brommertje kon kopen en in de weekenden met vrouw en kinders naar “Het Blauwe Meer” te Mol kon gaan om daar patatfrieten te eten, bier te hijsen en te dansen onder het dreunend geweld van een immens wandorgel in de tapperij van de camping, dan was dat een oversimplificering van de Goede Boodschap die Christus zó nooit bedoeld kon hebben.

Aldus onze kapelaan, die zich stijfselachtig stond op te winden op de kansel. Er was nog een hele weg te gaan voordat de mens bevrijd zou zijn van de ketenen van de morele nooddruft waarin ook de glasblazer bij de grote lampenfabriek te Strijp nog steeds gedompeld was. Dat vond de pastoor nu ook, de goede Bernard de Beer, die gefascineerd werd door de priester-arbeiders uit noordelijk Frankrijk.

Hij bracht er waarachtig één mee van zijn vakantiereizen in die regio: de destijds beroemde Abbé Pierre, die hij ook nog vertoonde op de kansel en daarna in Het Patronaat.

Abbé Pierre (1955)
Abbé Pierre (1955)


Een priester-arbeider te kijk

Deze Abbé was een werknemer in de troosteloze mechanische nijverheden geworden om het deerlijk lot van de uitgebuite arbeider aan de lopende band, de zware stoomcompressie-mechanieken of in de mijnen te delen en tóch hen deelachtig te maken van de Goede Boodschap van de Heer. Emancipatie van de arbeider vereiste meer dan een weekeindje Mol, al was dat niet te versmaden.

Het vereiste dat de arbeider tijd, mogelijkheden en ruimte kreeg om zich over zijn levensgang kritisch te beraden en niet verzeild raakte in geest verengend consumentisme. De Abbé deelde met de glasblazers een eenvoudige broodmaaltijd in dat Patronaat. En de pastoor, het derde deeltje-Dubois nog in het hoofd, vertaalde, zij het niet moeiteloos. Daarna was er discussie.

Maar die kwam niet geheel van de grond omdat de Abbé alleen maar een ratelend Frans machtig was. Maar goed, het begin wás er. Dat liet De Beer zich niet afheksen.

Geen intrakerkelijk communisme

De pastoor bracht nog meer van deze priester-arbeiders mee. Ook uit Nederland zelf. Maar echt vlotten wilde de uitwisseling van het beoogde ideaal niet, ook al omdat die Nederlandse paters zich toch weer bedienden van een theologisch jargon waarmee de gemiddelde glasblazer niet uit de voeten kon. Maar de wind woei waarheen het wilde, je zou nog eens wat zien, besloot de kapelaan, die zich tot een geduchte volksmis-liturgist had ontwikkeld en open sandalen met geitenharensokken droeg.

De Beer vond daar het zijne van. Hij vond wel dat de kapelaan, hoe zeer kloek bevlogen, wel duidelijk van het communisme moest weg blijven. Dat hadden de bisschoppen ook kenbaar gemaakt in hun geduchte mandement van 1954 waarin zij de feilen van die heilsleer vermanend omschreven hadden. De Communistische Partij Nederland had wel een rap pratende Marcus Bakker aan boord, maar ze was uit op omverwerping van de christelijke samenleving. Dat moest de kapelaan als herder der zielen wat beter uitdragen.

Bekijk alle delen van de serie

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.