Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Striper rouwdompen (1)

Rooms prentenboek

In het gehucht Strijp stond een luidhuis of bellefort met daarin sedert onheuglijke tijden drie enorme klokken. De Trudo-klok, de Maria-klok en de Anna-Klok. Deze klokken hingen in een zware eikenhouten, taps toelopende constructie en hadden een prachtige harmoniërende nagalm.

De Trudo-klok

De Trudo-klok was ter plaatse gegoten in een leemkuil. Ze woog 1750 kilo en had een doorsnede van 135 cm.

Opschrift op de Trudo-klok (bron: BHIC, Collectie kerkmappen Bisdom 's-Hertogenbosch, fotonr. 1938-112-00018)
Opschrift op de Trudo-klok (bron: BHIC, Collectie kerkmappen Bisdom 's-Hertogenbosch, fotonr. 1938-112-00018)

Opschrift op de rand: Trudo es myn naem, myn gheluyt si gode bequaem, Soe verre als men mi hoern sal wilt got behoeden overal MCCCCXXXVI. De gieter was een man uit Zeelst, die zich later ook vereeuwigde op dergelijke randschriften als Jan Zeelstman. Hij had toen een reputatie op te houden. De in 1436 gegoten klok was de Strijpenaren bijzonder dierbaar. Ze had een gonzende, lang nadreunende klank, mits kundig geluid door drie man.

Een lokaal prestigeobject

Het was een prestigeobject, waarnaar mensen uit heel Kempenland kwamen kijken en luisteren op feestdagen. Bij uitvaarten had die klok een bijzondere betekenis, omdat haar klank de satan kon uitdrijven uit de zielen van hen, die niet goed waren afgestorven. Ik gaf op BHIC al een betoogje betreffende de ingewikkelde rites die de middeleeuwer verwachtte en eiste rondom een sterfbed.

De geleerden hadden veel werk gemaakt van de kunst om goed te sterven: de ars moriendi. En daarover schreven de moraaltheologen te Leuven menig stichtelijk werk. De stervende moest een perfecte zalving, biecht en communie geborgd zijn, voordat de ziel zich mocht losmaken uit het stuiptrekkende lichaam en zich tot de vaderen mocht verzamelen. Met name de zalving der stervende, de unctio in articulo mortis, vooronderstelde een gecompliceerde liturgische procedure.

Rogier v.d. Weyden, Ziekenzalving, 1445 (detail. Wikimedia Commons. Publiek domein)
Rogier v.d. Weyden, Ziekenzalving, 1445
(detail. Wikimedia Commons. Publiek domein)

De ingewikkelde ultima unctio

De dienstdoende rector of kapelaan moest bepaalde lichaamsdelen in een bepaalde volgorde met gewijde olijfolie insmeren, naarstig per deel een bepaalde Latijnse formule prevelend. Bij het voorhoofd, de betipping van de oogleden, de bewrijving van de handpalmen, de voetwreef en de lendenen. De kapelaan kon niet lezen of schrijven. Hij had het Latijn geleerd als misdienaar, op het gehoor, geconcentreerd luisterend naar de pastoor. Doorgaans konden in de Lage Landen veel lagere priesters zelfs hun naam niet schrijven. De Latijnse School was duur, vèr gelegen en eigenlijk alleen voor de elite bestemd. Het was echt wel een euvel, dat priesterlijk analfabetisme. Het leidde tot misbruiken en wantoestanden. Maar pas het Concilie van Trente heeft er in de periode 1543-1563 een einde aan gemaakt. Pas toen werd de seminarie-opleiding plichtmatig gesteld voor allen die het priesterambt begeerden. Dat is destijds op massaal verzet gestuit, uiteraard, bij de geestelijkheid die zich brodeloos zag worden.

De Kempenlandse geestelijkheid heeft daarbij duchtig van zich doen spreken bij het eerste diocesane concilie in de Bossche Kathedraal dat deze plicht zonder overgangsbepalingen wilde doen uitvoeren. Ambtenaren geven dat soort infecte privileges nooit vrijwillig op, tenzij ze met disciplinaire tuchtstraffen te maken krijgen. En die kwamen er ook. Maar niet zonder nieuwe tegenstand. Die heel lang kon worden volgehouden omdat de bisschop niet durfde te doen visiteren.

Radde prevelingen stellen gerust

Het ging immers doorgaans heel best, die liturgische prevelingen op mondelinge overleveringen. Het was stichtelijk, mystiek en geruststellend. Maar dat was het geval met het gewone mis-Latijn met veel standaardgebeden, zoals die van de voetgebeden, het kyrie, de prefatie enzo. Dat was allemaal op den duur nog wel te doen, want dat kwam steeds weer terug.

Er waren natuurlijk nog wisselende tussengebeden, bestemd voor een bepaalde heilige of sacrosancte gebeurtenis en dan waren er nog de ook wisselende evangelie- en epistelteksten, die soms verdomd lastig waren. Maar daarbij stonden de mensen je niet op je handen te kijken en dus kon ook wel geschmierd worden of geïmproviseerd. Als men maar eindigde met een schallend per omnia saecula saeculorum of per eundum dominum nostrum Jesum Christum qui vivit et regnat in unitate Spiriti Sancti, afgesloten met een beslist en soldatesk Amen.

Gelovigen moeten niet op zegenende handen kijken

Daar kraaide geen haan naar. Maar hier, in het sterfhuis, waren de geburen en de gezinsleden in angstige spanning samengedrumd rond de beddenkoof met de reutelende stervende, onderwijl de paternosters afdraaiend. Ze bezagen de kapelaan nu als een acteur met een heilsbeslissende rol, want als deze sacramentele gebeurtenis niet perfect zou worden afgewikkeld dan ging de stervende misschien wel naar de hel.

Giovanni Marco Pitteri, Het sacrament van de ziekenzalving, 18e eeuw (Rijksmuseum RP-P-OB-39.134. Publiek domein)
Giovanni Marco Pitteri, Het sacrament van de ziekenzalving, 18e eeuw
(Rijksmuseum RP-P-OB-39.134. Publiek domein)

En perfect, dat betekende, dat de kapelaan de formules heel precies moest opzeggen. Terwijl deze ook nog per lichaamsdeel verschilden. Bij het oog of het oor moest de godsman andere woorden bezigen dan bij de voeten, dat wist iedereen zeker. Al wisten ze dan niet, waarin dan precies de kneep zat. En helaas wist de rector of kapelaan dat vaak ook niet.

De Woenselse rector de pineut

In Strijp kwam deze persoon over een binnenpad vanuit Woensel door moerasgebied dat vooral bij nacht en ontij als bijzonder gevaarlijk gold. Stikdonker, veel heksen en schijngedrochten. Woensel vaardigde als dekenaatsparochie altijd de minste in geestelijke rang af, want de getoogde mensen die loopbaanperspectieven hadden bedankten feestelijk voor dit soort karweitjes die ook nog eens nauwelijks wat opleverden.

Het lag, dat wisten de Strijpenaren wel, in de verwachting dat zo’n kapelaan zich zo nu en dan vergiste. Dat was dan beroerd voor opa of oma. Die gingen wellicht naar de hel, want daar was veel over gepreekt. Maar dat deden hun zielen natuurlijk weer niet terstond. Die bleven rondom het stoffelijk overschot zweven en later bij of rondom het graf. Die zielen stelden hun noodlotsgang naar Lucifers poorten uit.

Spokende zielen bedreigen de openbare orde

Branden en eeuwig gepijnigd worden kon later ook. Laten we nou wel wezen. Deze zielen probeerden de Strijpenaren te vragen om heftig alsnog hun zielenheil af te bidden bij de diverse heiligen die in de kerk in beelden aanwezig waren. Daar waren bijvoorbeeld natuurlijk de onvermijdelijke Sint Trudo en Maria, maar ook Sint-Joris en Barbara die bekend stond om haar genade brengende tussenkomst bij de onvermurwbare Vader.

Maar die zielen waren, onstoffelijk als ze nu eenmaal waren, alleen maar zichtbaar als mistige schijngestalten of dwaallichten. Praten konden ze niet meer, maar wel enge geruchten uitbrengen en verschijnselen veroorzaken waar een mens niets aan had.

Een eenvoudige daggelder schrok zich dan natuurlijk te barsten en kinderen durfden bij valavond niet meer te gaan wieden. Nu was het zo dat de Trudoklok precies het geluid veroorzaakten waar deze spoken niet tegen konden mits ze maar geluid werd op een dompige staccato-wijze links op de kloktromp, bezien vanuit het hoogaltaar in het aangelegen kerkje. Dat was te starten terstond na het sterven, dat dan ook onmiddellijk aangezegd werd.

Jongens in religieuze gewaden luiden de klokken in de abdij van Sint Andries in het Belgische Lophem (B.), 1935 (foto: Wiel v.d. Randen. Bron: Wikimedia Commons, publiek domein)
Jongens in religieuze gewaden luiden de klokken in de abdij van
Sint Andries in het Belgische Lophem (B.), 1935 (foto: Wiel v.d. Randen.
Bron: Wikimedia Commons, publiek domein)

Links luiden medicinaal

Omdat de luiders daartoe hun werkzaamheden moesten onderbreken en dat wat droge dompen op de klok moesten starten om de ziel alvast een eind wijderop te jagen. Weg van het lichaam. Tot aan het sluiten van de kist, waar dus ook niet te lang mee gewacht moest worden. Dat doodluiden moest hervat worden tijdens het overbrengen van het lijk in het kerkschip en daarna, wanneer het uitgedragen werd, vanaf het verlaten van het schip tot aan het neerlaten in het pasgedolven graf op het gewijde kerkhof.

De klok was immers ook gewijd en begiftigd met deze uitdrijvingskracht door tussenkomst van de kerk, die daartoe de deken had gezonden uit Woensel. En die kon wel lezen en schrijven. Tenminste, dat nam de Strijpenaar dan maar aan. Als het goed was, en er was flink geluid, dan was de ziel in paniek ergens de weg kwijtgeraakt in de schouwe broeken van het Gagelmoeras bij de Fellenoord.

Satan bedot

Satan kon haar niet traceren met al die mist en de Strijpenaren waren haar kwijt. Een kwestie van de borging van de publieke gezondheid. Zo moet u dat zien. Klokke Trudo gold als een heel goede zielenverdrijver. De Strijpenaren hoorden haar graag.

1

Reacties (1)

Marilou NillesenBHIC zei op 5 juli 2024 om 21:14 uur

Met dank voor je wetenswaardige bijdrage, Gerard. Met iedere alinea heb ik weet iets nieuws geleerd (en ga ik dat niet gauw meer vergeten).

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.