De eerste kennismaking vond plaats ergens in het voorjaar van 1956, tijdens de voorbereiding voor de eerste communie. We zaten met onze hele eerste klas in de kerk, een donkere dag, zodat de donkerbruine biechtstoelen welhaast zwart leken. We mochten een voor een uit de bank komen. Aan de zijkant van de biechtstoel trok onze meester een gordijn opzij. In het schemerdonker was een knielbank zichtbaar en een soort tralievenster waarachter iets bewoog.
Eenmaal geknield zag ik door de houten tralies heen de brillenglazen van een van de kapelaans. Hij leek te lachen en ik rook zijn adem, precies zoals mijn vader na een feestje: rokerig en een vleugje alcohol. Meteen noemde ik mijn zonden op zoals ik ze van buiten had geleerd: ongehoorzaam geweest, mijn jongere broer gepest, niet opgelet op school.
Meteen daarna mompelde de kapelaan iets in een andere taal (“Ego te absolvo....”) en maakte hij een zegenend gebaar met zijn rechterhand. Ik moest daarna buiten de biechtstoel als penitentie of straf nog een onze vader en een weesgegroetje bidden en dan zouden mijn zonden verdwenen zijn als sneeuw voor de zon. Dan was ik klaar om mijn eerste heilige communie te doen. Toen ik na het bidden mijn ogen opendeed, was mijn buurman in de kerkbank al een tijdje achter het gordijn verdwenen.
Na de eerste communie bleven we de hele periode van de lagere school met de hele klas om de paar weken biechten, onder schooltijd dus. Pas in de loop van de jaren zestig zag ik de biechtstoel steeds minder vaak. Maar nog steeds kan ik me het gevoel voorstellen dat altijd opkwam na het biechten: opluchting - je was helemaal gezuiverd en schuldeloos!
Vermeldenswaard bij de biechtpraktijk was een verschijnsel dat we tegenwoordig “biechttoerisme” zouden noemen. Sommige parochianen gingen regelmatig elders biechten, dus niet bij de “eigen” pastoor of kapelaan. Dat had alles te maken met het feit dat de parochiegeestelijken via de biecht goed op de hoogte waren van de handel en wandel van hun kudde, en niet iedereen was daarvan gediend. Bovendien waren er soms zonden die je liever elders beleed. Je ging dan naar “de paters”, een patersklooster in de stad of een dorp verder. Sommigen overschreden daarvoor zelfs de landsgrens. Zo kregen de Kapucijnen in het Belgische Meersel Dreef veel “biechttoeristen” uit de regio Breda in hun kerk.
Herinneringen aan de biecht
Thea van Honk uit Oudenbosch
Je zat apart in een donker hokje met paars glas er voor. Een geheimzinnig houten schotje dat opengeschoven werd en daar zat dan de priester achter. Dat vond ik allemaal heel spannend. Je begon vanzelf te fluisteren. Je had natuurlijk wel eens een keertje gevloekt of je was brutaal tegen je ouders geweest of je had zo maar je tong uitgestoken of ruzie gemaakt met je zusje. Je werd weggestuurd met meestal een penitentie van drie onzevaders en drie weesgegroetjes en dan was het de beurt aan een ander.
Tijdens de biecht moest ook de oefening van berouw worden opgezegd. Die oefening kende ik niet helemaal uit mijn hoofd, maar voor degenen die het ook niet kenden, hing er destijds een spiekbriefje in de biechtstoel, zodat je het zo op kon zeggen.
Ik herinner me nog dat ik destijds altijd hetzelfde vertelde: een grote mond tegen vader en moeder, omgekeken in de kerk, zitten praten in de kerk. En stilletjes iets weggenomen. We gebruikte die laatste woorden met opzet, want stelen klonk zoveel erger. Het ging meestal over een koekje. Soms vertelde ik dat ik vergeten was om het morgengebed te bidden en aan het slot zei ik altijd: Eerwaarde vader ik bid wel heel veel voor de zieltjes in het vagevuur. Ik hoopte dat dan de straf wat minder zou zijn. Maar ik moest behalve de oefening van berouw altijd die weesgegroetjes bidden. Volgens mij heeft de pastoor dikwijls genoten van al die kinderzondes.
Anneke Blijlevens-Vermeulen uit Dongen
Nachten voor haar eerste biecht huilde mijn zusje Toos in bed. Zij sliep naast mij en ik kon door haar huilen ook niet slapen. Toen ik haar vroeg waarom ze zo huilde, zei ze dat ze niet wist wat ze moest gaan biechten, want ze had helemaal niks gedaan. Geen zonden dus. Ik troostte haar en zei dat ze maar moest gaan slapen en dat ik wel een zonde voor haar zou verzinnen.
Ik had al snel iets bedacht. Bij ons huis was een regenput. Het was streng verboden hier water uit te halen. Dat was immers zeer gevaarlijk. Een echte zonde dus als we dit wel zouden doen. Ik maakte een dag later het deksel open en liet mijn zusje een emmertje water pakken. Maar dat ging niet zo maar, want het water stond laag en mijn zusje moest wel over de rand gaan hangen om er bij te kunnen. Maar mijn zusje was nog niet tevreden. Ze vond één zonde niet genoeg. Ook daar had ik een oplossing voor en ik stelde voor om dan met dat emmertje water ook nog het stoepje te schuren. Dat was een smal stoepje langs de keuken en de bijkeuken en verder was er zand. Dat stoepje mocht niet geschuurd worden, omdat het een hele modderpoel zou worden. Door dat toch te doen, kwamen we aan onze tweede zonde. Mijn zusje heeft daarna gelukkig geen slapeloze nachten meer gehad en zo is haar eerste communie uiteindelijk toch een mooi feest geworden.
H. Blijdenstein uit Koosterzande
Ik zat destijds op school in Roosendaal. Mijn moeder zei altijd: vooruit, ga biechten want anders kunde oewe Pasen nie houen. Dus wij met een stel meiden naar de Antoniuskerk in de Brugstraat. Iedereen ging dan naar de biechtstoel van kapelaan Ligtenberg, want daar stond je zo weer buiten. Nu wil het geval dat ik al vanaf mijn geboorte aan één oor stokdoof ben en met het andere oor slechts dertig procent hoor. In 1958 hadden ze van een digitaal hoortoestel nog nooit gehoord. Daarom moest ik op school op de eerste rij in de klas zitten. U kunt dus begrijpen dat ik nooit iets verstaan heb van wat de priester in de biechtstoel tegen mij zei. Als hij met zijn hand tegen zijn hoofd ging zitten, wist ik dat ik mijn oefening van berouw moest bidden en daarna snel de biechtstoel moest verlaten.
Ik wist vaak niet wat ik tegen de pastoor moest zeggen. Het was bij mij altijd het geijkte rijtje: mijn broertje geschopt, uit de suikerpot gesnoept en meer van die onzin. Als ik de biechtstoel uitkwam, zaten de andere meiden te gieren van het lachten, want omdat ik zo doof ben, praat ik hard en de hele kerk had mee kunnen genieten van wat ik aan zonden had begaan.
Lex Walravens uit Breda
In de Roosendaalse Sint Jozefkerk was één van de kapelaans de favoriete biechtvader. Dit had een aantal oorzaken: de snelheid waarmee hij werkte, de lage penitentie die hij uitdeelde en het feit dat hij niet goed luisterde, omdat hij snel klaar wilde zijn. De deurtjes aan beide zijden gingen zo snel open en dicht, dat je dacht dat je een pingpongwedstrijd hoorde van enkele kampioenen.
Jac Blommaert uit Oosterhout
Ik was onderwijzer in die tijd. Om de andere week gingen wij met de kinderen naar de kerk voor de kinderbiecht. Er konden 35 kinderen in tien minuten tijd biechten. Dat is 3,5 per minuut. Over routine gesproken.
Ad Rooms uit Bergen op Zoom
Vaak leek het eeuwen te duren voordat je aan de beurt was. Je zat dan in de banken en schoof iedere keer weer op als iemand klaar was. Soms zaten kinderen te wachten en als ze dan bijna de biechtstoel in konden, kwam vader de kerk binnen om de plaats van zijn zoon in te nemen zodat hij geen wachttijd had.
Guido van Beek
Het viel me op dat er niemand vlak bij de biechtstoel zat. Alle plaatsen binnen een straal van twee meter waren onbezet. Ik dacht slim te zijn en ging op een van de lege plaatsen zitten vlakbij de biechtstoel. Dat gebeurde onder luid gegiechel van de andere jongens. Ik wist dus niet dat die elkaar zaten te beschieten met propjes en dat op een gegeven moment de pastoor uit de biechtstoel zou stormen om degene die het dichtste bij zat een draai om zijn oren te verkopen. Ik was er dus snel achter waarom niemand op die plek zat. Later zat ik een eindje uit de buurt.
Bron van deze herinneringen
Ad Rooms, Het Rijke Roomse Leven : Herinneringen met weemoed en weerzin, Raamsdonksveer 2002-2006
Bron foto's
R.P. fr. H. Randag o.f.m. en br. Berthilo FIC, Prentenboek bij de eerste Katechismus, Maastricht / 's-Hertogenbosch 1949
Reactie toevoegen