Tegen de tijd dat we allemaal van lieverlee in slaap gesukkeld zijn, komt vader de trap op gestommeld om ons uit bed te halen. “Allemaal uit bed, trek iets warms aan en kom zo snel mogelijk naar beneden!” Het is blijkbaar menens. Vader is natuurlijk al een paar keer buiten geweest om de kracht en de positie van de skoer[i] op waarde te schatten. Onze boerderij heeft een strooien dak en er zit veel hout in de kap en dan heb ik het nog niet eens over het opgeslagen hooi. Voor ons is deze nachtwake een gezellige familiebijeenkomst. De kachel wordt nog eens opgestookt en zodra iedereen gezeten is kan “het” beginnen. Ons moeder heeft haar sjieke rozenkrans, zilveren ketting en zwarte ovalen kralen, in de aanslag en begint aan een stuk of tien rozenhuujkes[ii]. De sfeer zit er na een paar rondjes lekker in. Wij zitten superschijnheilig mee te ratelen in het onnavolgbare tempo van ons moeder. De snelheid van haar gebed doet vermoeden dat ze eigenlijk ook weer gewoon naar bed wil. Wij, kinderen, zijn een storende factor in deze Roomsche traditie met ons gegiechel en besmuikte glimlach. Tot overmaat van ramp laat er één ‘n scheet en heel de devotie is naar de filistijnen. Maar moeder raffelt onverstoorbaar door tot ze het onweer heeft afgewend.
Althans dat dacht ze, want uit het niets daalt er een oogverblindende lichtflits neer, die vergezeld gaat van een oorverdovende donderklap. Het onweer zit dus pal boven ons. Even is het heel stil, maar dan begint iedereen een beetje door elkaar heen te praten van de zenuwen. Omdat de tijd tussen flits en donder snel toeneemt, gaat vader maar weer eens poolshoogte nemen. Hij concludeert dat het onweer overgedreven is en dat we stilaan weer naar bed kunnen. Onze boerderij is niet in de fik gevlogen, dus die rozenhuujkes hebben misschien toch geholpen.
De volgende dag wordt duidelijk dat we met de schrik zijn vrijgekomen. Er is een flink stuk stro van het dak van het voorhuis weggeslagen. De overvloedige regen heeft mogelijk verhinderd dat daar brand ontstond. Vanaf het huis loopt het spoor van de bliksem naar de beukenheg, waar flink wat aarde is omgewoeld. Waar de heg de hoek omgaat is hij overgestoken naar de dichtstbijzijnde boom, waarvan de bast flinke beschadigingen vertoont. Bij de wortels heeft de bliksem zich de grond ingegraven. De boom is door al dat geweld gesneuveld. En ons gezin heeft het er, mede dankzij onze godsdienstige inspanningen(?), goed van afgebracht.
Wie denkt dat wij, kinderen, angst voor onweer hebben ontwikkeld in die tijd, omdat we, als het heel dichtbij kwam allemaal opgetrommeld werden, heeft het toch mis. Met zijn twaalven in den herd voelde veilig: “safety in numbers,” zouden de Engelsen zeggen. Het hielp natuurlijk ook dat vader in dit soort situaties de rust zelve bleef. Moeder was daarentegen wel wat banger voor haar kroost: we mochten bij onweer niet bij het raam zitten en al helemaal niet met een aardappelschilmesje, want dat zou de bliksem aantrekken. Er zijn hiervan geen betrouwbare statistieken, want hoeveel mensen bevinden zich nou in een hevig onweer met een aardappelschilmesje bij het raam? Maar, beste lezer, u bent gewaarschuwd!
Klik hier voor meer verhalen van Cor Dekkers over het leven op de boerderij
Noten
[i] Skoer: dialect voor onweersbui, verwant aan het Engelse woord shower(= regenbui)
[ii] Rozenhuujke is dialect voor rozenhoedje. De naam rozenhoedje is ontleend aan de krans of 'hoed' van rozen waarmee Maria is gekroond
Reactie toevoegen