Afkomst en leven
Vader Adrianus, Utrechter, getrouwd met een Bossche vrouw, was schrijver en uitgever van boeken, die vrijwel allemaal kerkelijk goedgekeurd waren, en in zijn Amsterdamse tijd was hij fan van de zoeavenbeweging. Naast Alphons telde zijn gezin nog twee jezuïeten, een non en twee kinderen – mijn grootvader en diens halfzus – die weliswaar ook heel katholiek waren, maar toch een minder religieus leven hebben geleid.
Alphons wordt in 1862 in Den Bosch geboren en gaat naar de Apostolische School in Turnhout ter voorbereiding op de missie. Nog maar 18 jaar zit hij op het Sint Joseph College in Beiroet, waar hij studeert en les geeft aan kinderen van de lagere school-leeftijd. In Mold, Wales, voltooit hij de priesteropleiding aan het Sint David’s College. Daarna zien we hem terug in Beiroet met enkele detacheringen in Egypte en Syrië. Hij overlijdt op 2 december 1908 te Beiroet.
De missiepost van de jezuïeten in Beiroet krijgt de prestigieuze titel ‘universiteit’, ook al geven ze onderwijs aan de lagere en middelbare schoolleeftijd.
[Verhaal gaat verder onder de foto.]
Brieven van Alphons
Van Alphons zijn een twaalftal brieven bewaard gebleven, vooral uit zijn beginperiode. In een brief aan zijn tante, een eenvoudige vrouw, is hij trots op zijn geleerdheid:
“…. wijl ik reeds op de ouderdom van 20 jaren meester kan zijn in kennissen die niet zo gemakkelijk zijn. …. Hoe gaat 't met mijne wijsgeleerdheid en de wiskunde, want dat alles gaat tesamen? Ik voor mij vind dat 't zeer goed gaat. Wel is waar heb ik werk tot over de ooren en dat om de rede dat ik over de philosofia nog ducht arabisch moet studeeren, eenige arabiesche lessen geven, de catechismus aan mijn zeventig mannen doen, maar dat alles aanvaard ik met veel lust voor de glorie van God.”
Onbeschroomd schrijft hij hoe de missie in zijn ogen superieur is aan de inheemse bevolking, en hoe die hen tot eer van God tot het Europese peil wil brengen. Hij gaat in op het succes van de universiteit, dat volgens hem vooral te danken is aan het belang dat God aan dit werk hecht, aan de Roomse kerk, die strijdt tegen ‘listige dwalingen’, zoals ‘de afschuwelijke leer van Mahommet, de grieksche scheuring, het monster van het protestantismus, die allerlei vormen neemt en daarom zoo moeilijk kan gedood worden’ en de jezuïeten die zulke kwaliteit leveren, dat de Fransen hen niet kunnen uitstaan. Het succes meet hij af aan de leerlingenaantallen, die groeien ten koste van de concurrerende zending van protestanten en ‘schismatieken’.
Heel beeldend beschrijft hij de oosterse rituelen bij een overlijden, die hij graag door de missie zag worden afgeschaft:
“'T is als of het Evangelie hier nog in daden voortleefde. Want zooals men bij het lijk van het dochtertje van Jaïro treurden, zoo geschied 't hier nog. De geheele dag waren er om het lijk gehuurde schreyers of liever schreisters, want het waren bijna alle vrouwen, die hier treurig liedje, dikwijls was met een soort van tamboerijn vergezeld, en vol van lof voor de doode, lieten horen. De geheele dag ook zag men mannen en vrouwen het lijkt komen bezoeken, en dat niet met die stilte die de ware droefheid aanwijst, noch om voor de overledene te bidden, maar overluid treurende en zich de tranen, die niet vloeiden met hun zakdoek opdroogende. Ja, velen maakten de schijn van droefheid te bezwijmen maar wanneer men het lijk uitdroeg, was 't een waarlijke hel, zoodat 't schande voor christenen is. De leden der familie, zooals ik het reeds meer malen gezien heb maakten de schijn van zich op de doodkist te willen werpen, en daarbij schreeuwden zij als wilde men hen om het leven brengen. Maar als ik Uw nog een andere omstandigheid doe kennen, zal U nog vreemder opkijken. 'T is heidenen waardig. De dag van 't overlijden bereidt de familie een diné zooals er nooit, niet zelf op de grootste feesten, gediend wordt. Indien zij nog dat diné op 't graf des overledenen gebruikten, zouden zij waren Mahometanen zijn, want zo doen die mannekens. U ziet dus wel dat men hier nog wel niet geheel en al beschaafd is en dat Alphons later nog wel wat werk zal hebben om die leelijke gewoonte af te schaffen.”
Honderd jaar na zijn overlijden staan de (achter)kleinzonen van Alphons’ pupillen model voor de hoofdpersonen in Amin Maalouf’s roman ‘De ontheemden’. Ze hebben – Katholiek, Maronitisch, Joods, Islamitisch, Agnostisch – allemaal op de school van Alphons en de Katholieke Universiteit gezeten. De meesten zijn gevlucht voor de burgeroorlog en van wie gebleven is hebben ook de paters na Alphons de duivel niet kunnen uitdrijven. Wie de roman leest zal ontdekken, dat je ook heel beschaafd kunt zijn mét de gewoontes die Alphons zo graag wilde afschaffen.
Jos Maas, kleinzoon van Alphons’ broer Jos van den Hoeven
Dit verhaal is een samenvatting van een uitgebreide versie.
Lees het hele verhaal op maashoeven.blogspot.com/2021/06/heeroom-in-de-orient.html
Reactie toevoegen