

Hij woonde in de pastorie op kamers en kon alleen benaderd worden voor geestelijke bijstand via de huishoudster die dat enorme en statige pand bestierde. Zo’n man kon toch niet met een vaandel, bestaande uit ondergoed, een stelletje bierdrinkende en vrijpostige jongeren gaan aanvoeren in het stadse carnavalsgewoel? Waar stelde hij zich aan bloot? Viel hij aldus niet van zijn voetstuk en verloor hij niet aan gezag? Piet echter was onder de indruk van het toverwoord “aggiornamento” dat Paus Johannes XXIII had gebezigd ter rechtvaardiging van het Tweede Vaticaans Concilie dat was geopend in 1962 en gesloten in 1965.
Johannes XIII
Deze Paus had daarmee bedoeld dat de kerk zich niet langer meer als een hooggesloten religieus bolwerk moest opstellen maar open moest staan voor de maatschappelijke ontwikkelingen van de mensheid over de hele wereld, óók met hun vaak onderling tegengestelde en vaak vijandige geloofsmassieven. De gelovigen kwamen nu eenmaal niet meer naar de kerk tenzij bij hoge uitzondering en waren niet langer onder de indruk van de gestandaardiseerde predicaties van de priesters verlopend in seminarie-jargon.
Dus moest de kerkelijke bedienaar zich onverkort spontaan onder de mensen begeven en daar zien contacten te leggen die de uiteindelijke heilsboodschap konden dragen en inzichtelijk maken in de alledaagse ervaringen van de mensen voor wie die boodschap bestemd was. Dat dweilorkest kon daartoe instrument zijn. Het gold als verzamelpunt voor jongeren uit fabriek en kantoor die anders moeilijk bereikbaar bleven en kon uiteindelijk ook fungeren als kennismakingscentrum met de bovenzinnelijke leer die de kerk moest verbreiden ter onderrichting van allen die ontvankelijk waren.
De repetities instrumenteel

De inleidende repetities van de muzikanten waren daar al meteen goed voor: het orkestje zou een negental carnavalsmelodieën instuderen die op dat moment in zwang waren. Dat gebeurde in de douchelokaliteiten van de Strijpse voetbalclub “Door Broederschap Sterk”. Want daar galmde dat zo flink, zodat het alles nog allure kreeg óók.
Zoals uiteraard de evergreen “Bij ons staot op de keukendeur” maar ook de stadsschlager “toe mèr en da’doe mèr”, makkelijke stampers, goed in het gehoor liggend en een sfeer van welwillendheid scheppend bij de carnavalsverenigingen die zich al op zondagmiddag te pletter zaten te vervelen in hun stamcafeetjes waar men zo onderhand wel uitgekeken was op de smoelen in de polonaises rondom het biljard.
Verkeringen en verlovingen

De jongeren waren bijna allemaal wel op een of andere manier verloofd en hadden verkering en brachten uit dien hoofde aanhang mee uit de vrienden- en familiekring. Want iedereen wilde graag toch wel trouwen, liefst nog voor het twintigste levensjaar en spaarde dus voor uitzet, woninginrichting en woonruimtes die ook toen niet makkelijk verkrijgbaar waren. Die themata konden dan uitgediept worden bij een maaltijd chili con carne, een menu dat destijds nieuw was en dus furore maakte bij de jongeren die alles heel anders gingen aanpakken dan hun verpapte ouders.
Die wisten hun spruiten onderdak bij de kapelaan en die zorgde er wel voor dat er niets uit de hand zou lopen. Dat laatste bleek echter niet onvoorwaardelijk te borgen, want de alcohol maakte helaas veel verborgen aandriften los, die leidden tot onvoorziene schimppartijen tussen de aanstaande echtelieden die bepaalde eigenaardigheden van hun beoogde partners ineens niet meer konden verkroppen of ineens andere carnavalsgangers veel leuker vonden, vooral als die wat meer straatwijs waren dan te Strijp in het algemeen gebruikelijk.
Praatjes vullen tijdelijk gaatjes
Dat bleek dan in de Eindhovense binnenstad, als Strijpse schonen ineens studenten van de bloeiende Technische Hogeschool Eindhoven tegenkwamen. Zo’n student wist over van alles mee te praten, had kritische maatschappijopvattingen en was soms zelfs in Bangladesh of Pakistaan geweest. En daarover werd dan breed uitgeweid, terwijl de oorspronkelijke relatie of verkering deerlijk op de tocht kwam te staan zodat de uitzet uiteindelijk niet aangewend kon worden voor het oorspronkelijke doel. De student kwam, zag en overwon. Maar de Strijpse zag hem nadien toch nooit meer terug vooral niet nadat ze hem ernstig seksueel ter wille was geweest op de parkeerplaats achter Hotel Cocagne. Waar destijds de sjieke Bolhoedjes plachten te resideren.
A-Musica bleek dus dissonanten te genereren. Waarover nog lang in de Strijpse tapperijen werd nagekaart. Vooral omdat het allemaal, naar het scheen, onder de hoede van het geestelijk gezag was geschied. Waar moest het heen met de wereld? En wat met het reeds bijeen gespaarde zware eikenhouten Oirschotse dressoir met koperen grepen en delfsblauwe knopwerkhandvatten? Piet werd er niet rechtstreeks op aangesproken. Hij was er ook nooit getuige van geweest van deze ontwikkelingen, maar ze ontkennen kon ook niet, want de splijtzwam had zich innig verankerd in de Strijpse zanderige bodem waar zelfs spurrie niet echt groeien wilde. Zo is er veel leed in de wereld.
Reactie toevoegen