Christus in het voorgeborchte). Gravure door Antonie Wierix (II) naar ontwerp van Bernardino Passeri. (Detail). Antwerpen, 1593. Collectie Rijksmuseum, objectnr. RP-P-OB-67.254. |
Als een kindje stierf ná het Doopsel, ging de ziel rechtstreeks naar de hemel. Maar als het ongedoopt overleed, ging de ziel naar het zogenaamde voorgeborchte. Want hoewel zo’n kind zonder persoonlijke zonden was, was zijn ziel - doordat het niet gedoopt was - nog steeds belast met de erfzonde en kon het dus niet tot de hemel worden toegelaten.
Het Voorgeborchte was dan ook de aanduiding voor het verblijf van alle zielen die niet toegelaten konden worden tot de hemelse glorie van Christus en ook niet naar de hel of het vagevuur gezonden werden. Zij wonen aan de rand van de hemel of de hel. Weliswaar genieten ze daar de volledige en opperste natuurlijke gelukzaligheid, maar zonder de directe aanschouwing van God, zoals de hemelingen.
Hier, aan de rand van de hel, in wat in het Latijn ook wel Limbus puerorum (bij de letter D) genoemd werd, verbleven dus ook de zielen van ongedoopt gestorven kinderen. Vanuit de gedachtengang van toen, was het al een verschrikkelijk idee, dat de ziel van een ongedoopt kind nooit in de hemel kon komen.
Maar daar bleef het niet bij. Ongedoopte kinderen mochten niet op het gewone kerkhof, in gewijde aarde, begraven worden. Of zoals iemand bij ons thuis het op school geleerd dacht te hebben: niet in gewijd zand. En dat betekende, dat zo’n kindje “achter de heg” van het kerkhof werd begraven. Of op nog andere plaatsen, die ik maar niet zal noemen. Zonder steen, zonder naam. In het licht van onze tijd was dat een kille en mensonwaardige maatregel.
Rond 2007 werd vanuit de Kerk voorgesteld om het idee over de kinderzieltjes in het voorgeborchte niet langer te gebruiken. Maar in Nederland was dat idee al lang niet meer gangbaar. Gelukkig zag men in, dat het niet om een theoretisch vraagstuk ging en dat heel wat Nederlandse katholieken tot de dag van vandaag de lidtekens van het verleden met zich mee dragen als gevolg van dit soort ideeën. Er is al dan niet verborgen verdriet, frustatie of zelfs boosheid.
Zoals gezegd, in Nederland werd in de zestiger jaren het principe dat kinderen niet in gewijde aarde begraven mochten worden, losgelaten. Maar het duurde toch nog een aantal jaren, tot men tot een soort eerherstel voor deze kinderen kwam.
Op veel plaatsen staan nu monumenten voor deze groep kinderen, zoals dit “Monument voor de ongedoopte kinderen” op het kerkhof in Haaren naar een ontwerp van Henk van Helvert.
Reactie toevoegen