De Luiker Prins-Bisschop
Het liturgisch luiden van een klok gold in het Luiker diocese van de Prins-Bisschop van de gelijknamige plaats als een belastbaar feit. Deze bisschop was vooral militair gouverneur. Hij moest de eeuwigdurende neutraliteit van het Maasdal garanderen aan alle doorgaande militaire troepen en handelstransporten. De Maas was een belangrijke transportader voor de Lage Landen. Om deze taak te kunnen verrichten was geld nodig. Daartoe mocht de bisschop een eigenstandig fiscaal recht ontwerpen.
Waarbij hij natuurlijk zijn sacramentele bevoegdheid tot het uiterste uitnutte. Het wijden van een kaars voor een bedevaart was veraccijnsd, de absolutie bij de biecht ook, en het klokluiden ook. Deze tarieven stonden in een algemeen reglement. De dekens handhaafden en inden. Dus ook het rouwdompen van de Striper Trudoklok. Maar óók het gieten en wijden van die klok.
Het wijden van de klok
Want ook dat was een religieuze handeling die het instrument onttrok aan de wereldlijke handel. De klok werd er een sacrosanct middelaar door. In Strijp was die wonderbaarlijke plechtigheid vlakbij de gemene weide gebeurd. In bijwezen van de Kempenaren, van verre samengekomen om deze wonderbaarlijke daad te aanschouwen. Er was in de grond een kuil gegraven. Daarop een lemen bult geboetseerd. In een vuur was brons tot koken gebracht en een soort helleketel. Daarin een stop. Die met één gerichte hamerslag door Jan van Zeelst was weggeslagen.
De deken uit Woensel was gekomen met een gewichtig boek vol toverspreuken. Hij had de ketel, de brandstapel en de gietkuil gezegend, gekleed in superplie en omhangen met de witte stola. Hij had Jan een teken gegeven. En in rad Latijn, nadat de stop was weggeslagen, het gebed gedaan voor het klokkengieten: “Heer, Almachtige God, die aan deze materie, dit levenloos geschapene, de eer verleent om bestemd te mogen worden voor uw eredienst, zegen, zo bidden wij u, dat metaal, opdat, wanneer het als een beek van vuur gaat stromen, het door uw hand geleid en door U beschermd, goed gericht en juist geordend worde, om te vormen de klokken die de gelovigen, tot eer en glorie van uw naam, ter kerke zullen roepen en uw vrede borgen, door Christus onze Heer die leeft en regeert in alle eeuwen der eeuwen amen.”
De klokkegieting
De blikkerende gloeiende beek was door de gegraven goot geschoten in de kop van de lemen vorm en in de kuil uitgeplonst binnen de lemen vocht doordrenkte schulpen. Ademloos had het volk toegezien. Dit zag je maar één keer. Wat was dat indrukwekkend. Ook al, omdat de klok, afgekoeld, dagen nadien was gewassen, wederom door de Woenselse prelaat. Voordat de klok was gewassen, werden eerst de zeven boetpsalmen gebeden of gezongen. Daarop had de zegening van het water plaatsgevonden, waarna de wassing volgde van de klok door de andere assisterende geestelijken uit de Kempen.
De klok werden zowel vanbinnen als van buiten gewassen, waarna een zestal psalmen gebeden of gezongen werden, welke allen begonnen met lauda of laudate (betekenis: loven). Lofpsalmen dus. Omdat dit instrument de doop van de boreling zou bezingen als ook het verscheid van diens ziel. Het Luiker rituaal had hierbij wisselende aan de plaats gebonden gebeden voorgeschreven. En omdat de klok kwam te hangen in een luidhuis bij een aan de Abt van Sint-Truiden begeven kerk en akkergebied – de Kerckeackers – was hier gekozen voor een direct indringend gebed aan de schutspatroon Sint Trudo.
De winst der middenstand
Het was een kostbare aangelegenheid geworden. Maar lucratief: de herbergen rondom de gemene weide – nu: het Sint Trudoplein in de volksmond – hadden dagenlang vol gezeten met klanten die de schulpkuil, de brandstapel, de ketel en vooral de wekenlang walmende klok en het verhangen waren komen bekijken.
De klok was eerbaar geluid, had iedereen versteld doen staan van de zware bourdonklank. En iedereen wist dat ze wijd en zijd spoken, heksen en tovenaars zou verdrijven en de verdere pomperijen van satan. Dat was een grote geruststelling.
Deze klok immers was ook nog gezalfd ten overstaan van iedereen. Dat gebeurde onder het uitspreken van verschillende gebeden, gepaard met allereerst een kruisteken met de olie der zieken aan de buitenkant, gevolgd met zeven kruisen op de buitenkant en vier met het chrisma aan de binnenzijde van de klok en men had een rokend wierookvat onder de klok gezet. Het Chrisma is een mengsel van olijfolie en balsem en wordt in de rooms-katholieke kerk gebruikt bij het doopsel en vormsel, priester- en bisschopswijding en bij kerk- en altaarwijdingen.
Zo werd de klok verbonden aan alle zeven sacramenten die de gelovige op zijn pelgrimstocht door Gods Heilsgeschiedenis moest maken. Tenslotte kwam op verzoek van de kerkmeesters de liturgische toewijding van de klok aan ‘n bepaalde heilige.
Onder patronage van Trudo
De manhaftige Sint Trond of Trudo dus. Die de bevolking in de hemel tot voorspraak zou zijn. De naam, die men aan de klok verstrekt, geschiedt onder het uitspreken van de volgende woorden: “Geheiligd en gewijd, o Heer, zij deze klok. In de naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes, als Sint Trudo’s klok, Vrede zij U”. Hierbij fungeren in de regel de voornaamsten van de plaats als de peter en meter want het geldt hier een doop van zielloos materiaal. Na de bewieroking van de klokken en voorlezing van een H. Evangelie volgens Lucas, hoofdstuk 10, vers 38-42 kon tot het luiden van de klok worden overgegaan.
Eenmalig, dit alles. Een scharnierpunt in het leven van alle toegestroomden. Om niet na te verstellen, zo indrukwekkend en van mening schoon, zoals de Brabo’s zeggen. Deze klok zou hen blijven bijstaan in de komende driehonderd jaar, waarin zij speelbal zouden worden van een geopolitiek die slechts machthebbers en vorsten zou dienen. Haar dompen zou hun hartslag worden, garantie tegen spoken, rampen en satanische pomperijen. De Strijpenaren zouden de klok blijven luiden, al die eeuwen door, links staccato, ook al wilden de geuzen dat allerminst hebben, als lokaal protest tegen de regenten en hun beambten die hen zelfs de toegang tot hun kerkhof en grafkeldertjes zouden ontzeggen.
De barre tijd van geloofsvervolging
In hun van god verlaten kerkje dat langzaam van ellende ineen zou zakken zou zo nu en dan een dominee komen preken in zijn onbegrijpelijke Hollandse taal. Met hoge kopstem, verdoemenis aanzeggend over de dompers. Een dominee uit Eindhoven, meestal uit het gehate geslacht Van der Hagen. Vergezeld van gewapende schoutdienaren, een deurwaarder en een notaris. Die op dominees last de klok ontdeden van zeel en soms klepel, opdat de roomsen het rouwdompen niet zouden continueren. Daartoe werd het luidhuis verzegeld. Maar dominee was nog niet door de Woenselse poort Eindhoven binnen gegaan, of de Strijpenaren hadden de verzegeling joelend verbroken.
Des avonds gingen dan bij dominee te Eindhoven voor de zoveelste keer de glas-in-lood-ruitjes aan diggelen. Met als gevolg dat de Raad van State te Den Haag werd ingeschakeld door dominee, omdat hij als koloniaal beambte recht had op politiële bescherming. De Raad liet dat geschrift zo lang mogelijk liggen, er was altijd wel iets mee mis. En uiteindelijk werd het ingewilligd, maar dominee moest de uitvoering ervan zelf op voorschot basis bekostigen. Dus gebeurde er niets.
De staatsregeling van de Bataafsche Republiek
In 1798 kon de roomse geloofsgemeenschap in vrijheid haar godsdienst gaan uitoefenen. Aldus de grondwet van 1789. En dus het dompen op links hervatten. Dat heeft ze gedaan tot 1937. In dat jaar liet de pastoor, zonder iemand iets te vragen, klokke Trudo omsmelten. Tot een nieuwe klok. Genaamd naar de pastoor.
Een schennis van haar wezen, naar spijs en instrument van het onstoffelijke. Maar onmiskenbaar een standaard-klok, industrieel gegoten, wat de pastoor ook beweren mocht. Ter ere van de pastoor persoonlijk en niet geneigd spoken te verjagen als middelaar tussen hemel en aarde. En de pastoor liet het gelui in een lelijke toren hijsen. Waar ze niet gedompt kon worden. Tot eer van de pastoor en zijn naam. Die iedereen vergeten is. Want zo is de wil van de oorzaakloze oorzaak van ons aller bestaan.
Reactie toevoegen