De komst van pastoor Werners in 1924
Met kordate passen is de nieuwe parochieherder op oudjaarsdag 1924 zijn geloofsgemeenschap binnen gemarcheerd. Op nieuwjaarsochtend heeft hij zijn verschrikte, doch beminde gelovigen toegedonderd. Vanaf de kansel. Alles moet anders. Er komt een nieuw bewind. Dat voor een kerktoren zal zorgen. Neen, het zal dat aanbouwsel eisen. Het zal daartoe brandschatten. De plaatsgelden worden verhoogd. De sacramentele bediening wordt prijziger. Want gods huis is niet voltooid zonder toren.
Het kerkbestuur vindt het te duur
De kerkmeesters willen niet. Het in 1887 opgeleverd kerkschip is nog niet afbetaald. Het onderhoud is spuugduur, vooral als de pastoor er ook nog een kapellenkrans tegenaan gooit. En hij wil een Heilig Hartbeeld. En een nieuw orgel. En glas-in-loodramen. En een nieuw patronaat. ’s Pastoors eisen kennen geen grenzen. Oók niet als in 1929 de crisis in het economisch leven van Nederland losbreekt. Duizenden personeelsleden van Philips, van de textielfabrieken en van de sigarenmakerijen komen op straat. Strijp is een arbeidersgemeenschap. Die heeft veel voor Onze Lieve Heer over. Maar ze moet toch ook eten, al hoeft de boterham niet altijd belegd te zijn. Bedremmeld brengt het kerkbestuur het onder de aandacht van Zijn ZeerEerwaarde. Die heeft daar geen boodschap aan. Hij ontslaat het bestuur. En verhoogt de brandpremie van de torenloze basiliek. Boven herbouwwaarde. Vér, mag je wel zeggen. De kerk vliegt, nadat de eerste premies afgetikt zijn, feilloos in de hens. Onblusbaar, mijnheer.
Een pastoor verdacht
De vingers van de beminde gelovigen wijzen aarzelend naar de potentaat in zijn reusachtige pastorie. De bedrijfsbrandweer van Philips heeft meteen ook al allerlei bedenkingen. De commandant legt het allemaal vast. De pastoor was verrekte goed op de hoogte van de brandhaarden. En hij had tevoren al een rampenplan klaarliggen. Maar Philips, dat is een protestantse firma. Die was altijd al tegen de pastoor. Want die wilde niet dat doorgewerkt werd aan de lopende banden bij de glaslampenproductie op de talloze feestdagen die de Alleenzaligmakende Kerk kent. De aanwijzingen ten laste van de pastoor zijn evident. De hoofdcommissaris van politie van Eindhoven kan ze moeilijk in de wind slaan. De bisschop van Den Bosch, Arnold Diepen, bemoeit er zich persoonlijk mee. Telefonisch nog wel. Een pastoor is immuun voor strafvorderlijk onderzoek laat hij weten. De Roomse procureur-generaal, Baron Speyart van Woerden vindt het ook. De burgemeester krijgt, als hoofd plaatselijke politie, op zijn flikker. De vervolging wordt geschorst. Net als in de zaak-Oss, waarin kort tevoren twee Osse geestelijken, verdacht van jarenlange ontucht met minderjarigen, buiten vervolging worden gesteld. De minister van Justitie is dan de rabbiaat katholieke Goseling. Er komt een kabinetscrisis van. De protestanten vinden het nu toch te gek worden.
De toren komt er
Midden in de duistere crisistijd, wanneer er nergens geld voor is, komt die toren er. De pastoor plet zijn parochianen. Met een drietal klokken. De grootste heeft als randschrift VOCOR FRANSISCUS WERNERS. Ik heet Fransiscus Werners. Die toren staat nu in Poolse steigers. Haar driegelui is nog steeds prachtig van klank en harmonie. Waarvan Werners steeds zei dat ze de karakteristieke stem van Rooms Brabant was. De cijfers van het uurwerk wordt verguld op Poolse kosten. Zo zal de toren rekenschap blijven vragen van onze verglijdende uren, die worden aangerekend. Op Poolse kosten. Die een crimineel monument in schuldeloze dwaling in niet verdiende ere herstellen. Het kan verkeren.
Reactie toevoegen