Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Katholiek verenigingsleven

Rooms prentenboek

Tijdens het rijke roomse leven was het katholieke verenigingsleven bijzonder goed georganiseerd. Van boerenbond tot geitenfokvereniging, van fanfare tot vrouwengilde; iedereen was wel ergens lid van. En al die katholieke verenigingen stonden onder toezicht van de geestelijk adviseur: meneer pastoor of meneer kapelaan.

Ook de jeugd had haar eigen katholieke clubs:

Herinneringen aan het roomse verenigingsleven

J. van Aart-Van Tillo uit Steenbergen
Bron: parochiewillibrord.nl

Bron: parochiewillibrord.nl

Ik was lid van de Vrouwelijke Katholieke Arbeiders Jeugd (VKAJ). Iedereen was zeer enthousiast om er bij te zijn. Ik kom zelf uit Lepelstraat en wij hadden daar in die tijd zo'n dertig meisjes bij elkaar. We droegen uniformen. Een blauwe blouse, donkerblauwe rok en een donkerblauwe baret met een stropdas. Er hoorde ook een vlag bij: de Nederlandse driekleur met het embleem van de VKAJ.  Mijn taak was om de contributie te innen. Die bedroeg elf cent per week.. Elke week ging ik bij de leden om het geld, want als je daarmee twee weken wachtte, konden de meesten het al niet meer betalen.

Mientje Mertens uit Maastricht

Na de oorlog was ik diocesaan leidster van de Vrouwelijke Katholieke Arbeiders Jeugd in Breda. Ik heb daaraan buitengewoon hard mee gewerkt. Je leerde er bewustwording, je eigen zijn en op eigen benen te staan. Voor veel vrouwen is het heel belangrijk geweest voor de eigen ontwikkeling. Zodra je in het huwelijk was getreden, moest je er uit, want getrouwden konden ongetrouwden niet zo goed begrijpen.

A. Mineur uit Etten-Leur
Bron: collectie Katholiek Documentatie Centrum, id.nr. AFBG-4a31527

Bron: collectie Katholiek Documentatie Centrum, id.nr. AFBG-4a31527

Kort na de oorlog werden de leden van de verkennerij vooral geworven uit de betere milieus. Je werd eerst een halfjaar op proef aangesteld. Pas daarna werd je officieel geïnstalleerd. Dat ging heel plechtig. Met de vlag in de hand en de verkennersbelofte zeggende: Op mijn erewoord beloof ik met de hulp van Gods genade ernstig te zullen trachten mijn plicht te doen tegenover God, de kerk en mijn land. In die volgorde.

Op een keer kreeg ik onder uit de zak, omdat ik na het lof had gesproken met een meisje. Dat was een verkenner onwaardig. Contacten met meisjes waren ten enenmale verboden.

Hoogtepunt van het jaar was het kamp. We overnachtten dan in tentjes. Dat was een hele belevenis, want er was verder maar weinig vertier voor de jeugd. Het hele kampgebeuren was doorspekt met bidden en de kerk. Iedere ochtend naar de mis in de eigen kapeltent. En 's avonds weer gebed en dan mocht je tot het ochtendgebed niets meer zeggen. Dat heette ‘silentium’.

Bron van deze herinneringen

Ad Rooms, Het Rijke Roomse Leven: Herinneringen met weemoed en weerzin, Raamsdonksveer 2002-2006

2

Reacties (2)

john embrechts zei op 21 oktober 2018 om 22:59 uur

Ik ben jarenlang lid geweest van de verkenners in Dongen. Het hoogtepunt van het jaar was de fietstocht naar ons kamp waar we dan zo'n week verbleven. Ik heb alleen maar goede herinneringen aan de tijd dat ik lid was van de Valkenpatrouille van de Laurentiusgroep, die haar honk had in de ruimte achter bakkerij van de Vorst in Dongen. Onze aalmoezenier was kapelaan Stam van de Laurentiusparochie. Ik mocht/moest hem eens assisteren tijdens de mis in de kamptent. Naderhand ben ik nooit meer gevraagd om als misdienaar op te treden. Al bij al ben ik altijd trots geweest om lid te zijn van scouting Dongen!

Marilou Nillesen zei op 22 oktober 2018 om 09:36 uur

Goed te lezen dat je daar zo'n mooie herinneringen aan hebt, John. Wat me wel nieuwsgierig maakt: was er een directe aanleiding dat je daarna niet meer werd gevraagd? Of viel die eer telkens een andere jongen te beurt?

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.