Omstreeks 1850 wordt bijna alle voor Oost-Brabant bestemde wijn hier per schip aangevoerd. Importeur is Petrus Ignatius de Bruijn, die in Overlangel woont en na zijn vader Stephan Petrus de tweede eigenaar is van een in 1772 begonnen wijnhandel. Petrus maakt deel uit van de dorpselite: hij is rijk, lid van de gemeenteraad van Herpen (waar Overlangel deel van uitmaakt) en bovendien kapelmeester.
Het dorp vormt geen zelfstandige parochie, maar hoort bij de parochie Herpen. Sinds de late middeleeuwen staat er een kapel die na de Franse Tijd weliswaar grondig werd vernieuwd, maar veertig jaar later alweer te klein is. En nu is Overlangel toe aan een echte parochiekerk, dus los van Herpen. Petrus Ignatius de Bruijn is bereid om het gebouw uit eigen zak te betalen.
De Utrechtse architect Van Vogelpoel, gespecialiseerd in de vroege Engelse neogotiek, ontwerpt de kerk, die op 20 december 1853 voor 12.049 gulden wordt aanbesteed.
Exact drie maanden later mag pastoor-deken Pulsers van Velp de eerste steen in de nieuwe kerk leggen. De oplevering vindt in de zomer plaats; de kapel kan dan worden gesloopt. De verslaggever van de Graafsche Courant lijkt vooral onder de indruk van de “sierlijken toren welkers spits geheel en al uit figuurlijk gegoten ijzerwerk bestaat”.
6 september 1854 zal het nieuwe bedehuis worden ingewijd. Daarvoor komt de hoogste Nederlandse katholieke geestelijke naar Overlangel. Dat is de pasbenoemde aartsbisschop van Utrecht, Joannes Zwijsen. Waarschijnlijk is zijn komst te danken aan het uitgebreide netwerk van de familie De Bruijn.
"Schoon vuurwerk"
Tijdens een plechtige dienst die al om half 8 ’s ochtends begint, wijdt Zwijsen de kerk in; tevens verklaart hij dat Overlangel vanaf nu een zelfstandige parochie is. Het dorp, dat met erebogen, “mastboomen” en bloemen is versierd, viert feest. De harmonie van Wijchen en de Ravensteinse Liederentafel laten zich beurtelings horen. Een “schoon vuurwerk” bij Huize-De Bruijn vormt de afsluiting van een prachtige dag.
Reactie toevoegen