
De voorbereidingen vonden plaats in het patronaat van de meisjesschool. In feite was het één grote verkleedpartij, waarbij, zowel in groepen als ook individueel, figuren werden uitgebeeld uit het kerkelijke gebeuren.
De stoet werd voorafgegaan door de beschermheilige van de parochie ‘St. Donatus’, die in Beers een bijzondere plaats innam. Hij werd aangeroepen bij bliksem en onweer en er kwamen veel mensen, ook van buiten de parochie, om hem te vereren. Hij was uitgedost als een kruisridder, compleet met harnas, helm en lans. Als ridder zat hij in de feestelijke stoet natuurlijk op een stoer paard, dat voor die gelegenheid altijd beschikbaar werd gesteld door Wimke Peters. Bijna ieder jaar zat op dat paard, verkleed als Donatus, dan ook een zoon van de eigenaar van het paard.
Daarachter volgde een groep herders en herderinnen. De herders waren uitgerust met een hoorn en de herderinnen hadden een schopje in de hand. Dan kwam een groep zusters, die natuurlijk de Zusters van Liefde uit Schijndel nabootsten, die in Beers het onderwijs aan de meisjes verzorgden. Daarna kwam de kardinaal met zijn rode hoed voorzien van een pluim.

Even later volgden Maria en Jozef, uitbeeldend de vlucht naar Egypte. Maria had plaatsgenomen op een ezel, die ieder jaar weer uit Gassel moest komen. Typisch dat er in Beers geen ezel te vinden was, maar in Gassel waren er genoeg, dus geen wonder dat de Gasselnaren nu nog bekend staan onder de bijnaam ‘de ezels’. Het gebeurde dat de groep, die na de ezel volgde, het beestje niet met rust kon laten. Het was natuurlijk stoer om die ezel op stang te jagen met een speldenprik. Hij reageerde daar meteen op door zijn achterpoten in de lucht te gooien en de arme Jozef deed alle moeite om hem dan weer in het gareel te krijgen, maar zoiets hoorde er gewoon bij.
Dan kwam een groep bruidjes, keurig in het wit gekleed met een mandje in de hand om bloemblaadjes en papiersnippers te strooien. Daarachter liepen Jezus en Sint Janneke, de eerste met een wereldbol in de hand en de ander gekleed in een dierenvel met in de hand een kruis en een vaandel daaraan. Vervolgens een groep engelen compleet met vleugels, waaronder kenbaar de aartsengelen Michael en Gabriël.
Daarna kwam de Kapucijn op blote voeten met kruinschering en ook het haar geknipt in een kransje. Naast de Kapucijn liep de kruisheer met zwarte bonnet.
De stoet werd afgesloten met een groep zouaven; in vroeger tijden waren zij lid van de pauselijke ordedienst. Uit de geschiedenis is bekend dat een zekere zouaaf uit Lutjebroek een groep opstandelingen uit elkaar sloeg met een ezelskaak.
Uit: H.S. Ebben, De eerste vijfentwintig jaar van mijn leven in Beers aan de Maas (2010)
Reactie toevoegen