
Er zijn altijd en overal mensen geweest die dagboeken bijhielden, kunstwerken ontwierpen, gedichten schreven of allerlei belevenissen op papier wisten te zetten. Een uitgesproken creatief praktijkvoorbeeld is Antje van de Wijdeven uit Wijbosch [1907-2002], de vrouw van Cornelis van den Akker. In het Brabants Historisch Informatie Centrum [BHIC] is aardig wat documentatie van haar terug te vinden in de ‘collectie van de Wijdeven’.
Heel mooi dat ze destijds haar sfeerverhalen heeft overgedragen, zegswijzen optekende, namen van personen en hun bijnamen wist te vermelden, dialectische uitdrukkingen verzamelde en zo een cultuurhistorische bijdrage leverde, een apart stukje Schijndelse geschiedenis wat gelukkig voor het nageslacht bewaard is gebleven!
Onderstaand relaas moet zeker de oudere generatie Schijndelaren heel bekend voorkomen en voor de jongere generatie is het een mooie historische nieuwsbron. We gaan terug naar de jaren ’50 van de 20e eeuw waarover Antje [Antonet] in 1991 haar jeugdherinneringen optekende, nu precies 30 jaren geleden. Ze schreef toen het volgende:
“De tijd toen wij nog innig verbonden waren met de school en kerk. Wij maakten als kind af en toe een missieweek mee. Als kind waren voor ons die paters heilig. Ze kwamen op school in alle klassen een bezoek brengen. Er werden voor de kinderen bijeenkomsten gehouden in de kerk. Na de missieweek gingen we allemaal biechten. De volgende dag gezamenlijk de H.Communie en de H.Mis in de Wijbossche Servatiuskerk met de jongens aan de rechterkant en de meisjes aan de linkerkant.
Die bruine paters kapucijnen kwamen uit Handel, met pij en een wit koord om hun middel. Ze liepen op blote voeten in sandalen. Destijds kwamen ze met de tram aan in Veghel en gingen te voet verder over de Veghelsedijk. De paters brachten ook huisbezoeken en probeerden mensen die niet naar de kerk gingen te ‘bekeren’. Ze hielden aparte preken voor gehuwde mannen en gehuwde vrouwen, waarin die werden gewezen op hun ‘echtelijke plichten’ tijdens hun huwelijke staat. Voor de jonge jongens en meisjes hadden ze het over de gevaren van het jonge leven. De eerste dag van de missieweek was iedereen een groot zondaar of zondares, maar gaandeweg de week spraken ze meer troostvolle woorden!
De laatste missieweek die ik me herinner is die van december 1952 door de paters Damianus en Martialis. Ze sloten deze achtdaagse af met een Plechtig Lof. Die missieweken werden in principe niet gehouden in de zomermaanden, want dan was er veel te veel werk te verrichten op de boerderijen. Iedereen was toch wel blij als die missieweek voorbij was. Het was voor ons een blijde gebeurtenis en je kon weer met nieuwe moed beginnen! Het was de tijd waarin het ‘Roomse Rijk’ nog zegevierde, Brabant overwegend katholiek was en de invloed van de geestelijkheid indrukwekkend groot. Inmiddels hebben we een aardige evolutie doorgemaakt met z’n allen en zijn KVP en CDA beduidend anders van kleur veranderd."
Bron: BHIC SC-DOC inv.nr.79 met dank aan Jo van der Aa, lid van onze historische werkgroep, die alle documenten van SC-DOC heeft geïnventariseerd.
Oorspronkelijke publicatiedatum: 9 juni 2021 (nr. 90)
Reactie toevoegen