Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Sacramentele vergissingen, versprekingen en dwalingen (1)

Rooms prentenboek

Aertnys en Damen en hun toegepaste moraaltheologie.

Aertnys en Damen en BHIC

Portretfoto van Franciscus Petrus Josephus Aertnijs (bron: BHIC, fotonummer 1910-002508)
Franciscus Petrus Josephus Aertnijs (bron: BHIC, fotonummer 1910-002508)

In de eindeloze fotogalerij van BHIC, die ik vaak doorblader – digitaal, natuurlijk – komen vaak de belegen koppen van de geestelijken voor die lesgaven op de seminaria die in de zuidelijke dioceses Roermond, Den Bosch en Breda bestonden.

Schoolinrichtingen voor de aankomende geestelijkheid die het gelovig godsvolk moesten gaan bedienen. Nádat Rome in 1853 in Nederland de bisschoppelijke hiërarchie had opgericht met vijf diocesane rechtsgebieden, was er een nationale behoefte geweest aan deze leergangen. Vóórdien was de katholiek voor zijn sacramentele bedieningen vooral aangewezen geweest op de instituten in het buitenland die daartoe en voor de pastorele zorg opleidden, waarbij vooral die te Leuven eruit sprongen, want daar kon men zelfs op de universiteit voortgaan met deze soort studies en zelfs een rechtsgeldig licentiaat halen.

De Nederlandse schoolinspecties

In Nederland waren er seminaries, maar ze waren eigenlijk illegaal, omdat ze slechts met koninklijke machtiging mochten bestaan. Hun onderricht viel immers onder de Nederlandse wetgeving, omdat het ingeboekt werd als middelbaar en voortgezet onderwijs. Het viel daarom onder de nationale schoolwetgeving-1806, nog uit de tijd van het Koningrijk Holland van de boer van keizer Napoleon, de mankpotige Lodewijk Napoleon. Het moest voldoen aan de daarin verwoorde didactische minima. Vrijheid van Onderwijs was er niet.  In Warmond was er één. En er was de seminariële opleiding te Sint-Michielsgestel en die voortzetting ervan te Haaren, het zogeheten Groot-Seminarie.

Groep prelaten voor het Groot-Seminarie in Haaren tijdens een bezoek van de nuntius, c. 1915 (bron: collectie BHIC, DCHAA-000106)
Groep prelaten voor het Groot-Seminarie in Haaren tijdens een bezoek van de  pauselijke nuntius, c. 1915. Links van de nuntius m(bron: collectie BHIC, DCHAA-000106)

Den Haag was weinig in zijn sas ermee. Het vond de opleiding magertjes en de docenten eigenlijk onbevoegd. Veel docenten waren helemaal niet goed opgeleid. Niet naar Nederlandse, eigenlijk best hoge maatstaven. Het departement van Binnenlandse Zaken zat die seminaries flink achter de vodden, bemoeide zich overal mee. Omdat dat departement sedert 1815 over het onderwijs ging. Den Haag zond daarom schoolopzieners en hun rapporten zijn onbedoeld humoristisch betreffende hun inspectierondes. Veel leraren – die zich óók nog professoren durfden noemen! – voldeden zelfs nauwelijks aan de gangbare spellingsvoorschriften van Van der Palm en De Vries en Te Winkel, bij wetsbesluit verplicht voor alle onderwijs. Een biologieleraar wist niets van de biologische evolutieleer van Darwin, kon deze vent nauwelijks plaatsen en had geen idee van de celbiologie die net in zwang kwam. En de leraar aardrijkskunde kon met geen mogelijkheid iets zinnigs vertellen over de demografische opbouw van destijds keizerlijk China. De streken, die de regent uithaalde om deze defecten in het didactische curriculum te verheimelijken, waren lachwekkend.

De bisschoppelijke seminariecuratoren

Iemand als bisschop Zwijgen wist dat best. En hij erkende dat dat niet voldeed aan de standaarden van de Nederlandse onderwijswetten sedert 1858 onder het regime-Thorbecke er dóórgedrukt in de Staten-Generaal. De Wet-Van der Brugghen was gesteld op klassiek-liberale leest en wenste proefondervindelijk bèta-onderricht, ook in de introductiefases. De algebra op roomse grondslag moest niet anders zijn dan die van de Nutsinstellingen met volledige Rijkssubsidies. Om nog niet eens te spreken over rekenkunde en scheikundige basisinzichten. Ook onder Christus’ kruisbanier bleven één en één opgeteld de uitkomst twee opleveren.

Klassenfoto van priesterstudenten van het Groot-Seminarie in Haaren in een natuurkundelokaal (bron: BHIC, fotonummer 1633-005216)
Priesterstudenten van het Groot-Seminarie in Haaren in een natuurkundelokaal (bron: BHIC, fotonummer 1633-005216)

De bisschoppen zaten ermee. Ze wilden best beter, maar ze konden niet. Ze hadden wel godvruchtige ijveraars in toog die hóóg aanstemden. Maar als dan de schoolinspectie langs kwam bleek de leraar aardrijkskunde, wiskunde of biologie de toets van de redelijke kritiek niet te kunnen doorstaan. Vooral een het kleinseminarie Beekvliet is het lang tobben geweest. Dat heeft tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw dan ook nooit rechtsgeldige burgerrechtelijke diploma’s op eigen titel kunnen afgeven. Nu was er één specialiteit waar Den Haag niet op kon vitten.

De sacramentele ritualistiek

Dat was die betreffende de sacramentele bediening en de bijpassende liturgische ritualistiek. Hoe consacreer je brood en wijn? Hoe moet een doop precies voltrokken worden en op welke voorwaarden? Wat moet precies de bewustzijnstoestand zijn van een stervende, wil deze geldig de biecht doen en het laatste oliesel ontvangen? Wanneer is een kind voldoende tot het oordeel des onderscheids gekomen wat betreft de kennis van goed en kwaad om de communie te ontvangen? Kan een geestelijk afwijkende persoon instemmen met een huwelijksbelofte en dus dat sacrament aangaan met een persoon van het tegenovergestelde geslacht? Welke criteria gelden dan bij de vaststelling van die competentie? Is het huwelijk canoniek rechtsgeldig als achteraf blijkt dat de instemming met deze eeuwige band was gegeven door een psychoot? Of een persoon met onvolgroeide hersenen?

Het boek van Aertnys en Damen
Het boek van Aertnys en Damen

Daar kón Den Haag niets van vinden. Het was geen zorgtaak van de regering. Het is daarom niet zo gek dat te Haaren daarop, in de bovenklassen van de priesteropleidingen, vooral het onderwijs geconcentreerd was. Hier had het bisdom een soort intellectuele enclave aan, waar de rijksoverheid buiten moest blijven.

Er waren daarom daarin superspecialisten voorhanden op die roomse opleiding. De heren J. Aertnys en C.A. Damen, met hun zware tweedelige serie Theologica Moralis secundum doctrinam Sancti Alfonsi de Ligorio, II Vols, gedrukt in de kenmerkende dunne seminarieletters van de vorige eeuw. De seminaristen moesten deze delen plichtmatig doorworstelen en bijna uit hun hoofd knallen. In heel Nederland. Maar vaak ook daarbuiten. Tot in Polen toe werden deze handleidingen gebruikt. Een prijspakker voor de Roomse Stoomdrukkerij te Den Bosch. Deze Aertnys & Co zien we in de fotogalerij van BHIC dan ook veel terug.

De Bossche moraaltheologie internationaal exportartikel

Generaties leidden ze op. Gedegen stampwerk met veel formules. Tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Hun boeken kregen internationale reputatie. Vooral omdat Nederland ook nog eens na 1920 echt een missieland werd, dat over heel de wereld hyperactief werd. Omdat de redemptorist kardinaal Van Rossum prefect werd van het Romeinse centrale missiedepartement De Propaganda Fide en overal “Aertnys en Damen” deed voorschrijven op de diverse seminaries, verbonden aan missieposten. Nederland  was toen echt nog een middelgrote koloniale mogendheid. Zelfs had het nog katholieke enclaves aan de Westkuste ter Guinee in Equatoriaal Frans-Afrika. En in Demarary en Essequebo, de Benkoelen en de Straits Settlements van Malakka, Nieuw-Zeeland en de Filippijnen.

Het is dan ook een raar gezicht deze twee kloeke delen terug te vinden op de planken van zo’n bibliotheek in Madioen op Java. En ze door te bladeren, waarbij de student in het Maleis kanttekeningen heeft gemaakt bij de Latijnse aanwijzingen over het “volmaakt berouw” dat de biechteling behoort te ontwikkelen. Als hij de finale absolutie wilde krijgen in zijn laatste uur. Gramstorig kijkt Aertnys ons aan op BHIC. Gehinderd, dat is het woord. Want hij heeft zo zijn twijfels over de uitleg die tegenwoordig in Indonesië aan de subjectieve genade brengende schuld-eis “non sine praemeditatione cum sane concilio” wordt gegeven. En niet zonder reden: het boek is dáár nog in zwang. Niettegenstaande de tropische schimmels en kakerlakkensporen in de gelijmde rugband.

Lees alle delen van het verhaal

3

Reacties (3)

Marilou NillesenBHIC zei op 28 maart 2024 om 12:48 uur

Dag Gerard, ik zag je opmerking bij de foto van Franciscus Aertnijs voorbij komen en had eigenlijk geen idee hoe dat zat, met die vergissingen en versprekingen. Dus heel fijn dat je dat hier zo duidelijk uit de doeken doet - en als (bijna) altijd afsluit met een zin die mij laat glimlachen.

Strijards zei op 29 maart 2024 om 10:42 uur

De theoriën over de structuurloze oorzakelijkheidsketen die een ongeldig sacrament in de Heilsgeschiedenis die de kerk moet borgen te weeg brengen kan en die onherroepelijk is, heeft ook enorme komische kanten, Marilou. Wat is rechtens als een priester Piet meent te dopen, maar het blijkt achteraf Jan te zijn, hetgeen onopgemerkt bleef omdat de burgerlijke stand door oorlogstoestanden niet geraadpleegd kon worden en de moeder niet bij de doop kon corrigeren wegens aanrandingen op de tocht naar het kerkportaal. De heren Artnys en Daamen konden natuurlijk putten uit enorm veel precedenten uit de tachtigjarige oorlog die vooral in de Kempen woedde en jarenlang iedere canonieke registratie onmogelijk maakte via doopboeken. Dat is het bekendste geval van "error in persona", dwaling in de identiteit van de persoon aan wie het sacrament voltrokken had moeten worden. Stel: de vermeende gedoopte Piet wordt daarna ook nog eens priester en voltrekt zelf ook weer sacramenten. Maar eigenlijk is Piet nooit rechtsgeldig toegetreden tot de Heilige Alleenzalige Moederkerk. Het is soms een enorme opsomming van feitelijke en rechtsdwalingen die men in deze moraaltheologische verhandelingen kon vinden, waarop vooral te Leuven later werd gepromoveerd. Ik bezigde de vondsten van deze twee seminarieproffen ook in mijn dissertatie "Facetten van Dwaling in het Strafrecht" en had er menig vermakelijk uurtje mee. In de twee komende bijdragen op dit tedere thema ga ik er uitgebreider op in. Het riekt alles wel erg naar de schijnsels van de studeerkamerlamp die in de tijd van Artnys te Haaren nog met petroleum werd gestookt. Ik placht dan op mijn zolder ook zo'n lamp te ontsteken en voelde mij erg geleerd. Schik had ik erin, al was die tevens onaanvaardbaar maatschappijbevestigend, aldus Rood Front in de Tilburgse Hogeschool Raad. Wel denk ik dat deze hersenspinsels het geestelijk gezag rond 1960 volledig ondermijnd hebben. De heren priesters riepen de doem van 1968 wel over zichzelf af, al bedoelden ze het ongetwijfeld erg goed.

Marilou NillesenBHIC zei op 31 maart 2024 om 13:00 uur

Dag Gerard, vreemd genoeg heb ik daar nooit eerder over nagedacht; over die onherroepelijkheid van uitgesproken sacramenten en de consequenties daarvan. Maar die kunnen dan inderdaad buitengewoon verstrekkend zijn. Dat beeld van die jonge man in het schijnsel van een petroleumlamp werpt er een net iets ander licht op ;)

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.