Een kloeke foliant
Het gaat om een prestigieus prachtwerk waarmede de Katholieke Kerkprovincie zich kenbaar wilde maken bij de Heilige Stoel, met name bij het Staatssecretariaat daarvan. Het wilde laten zien aan Paus, Curie en bestuursdepartementen dat Nederland een trouwe bondgenoot was van Het Vaticaan in zijn voortdurende strijd tegen het steeds maar verder oprukkende neoliberalisme in het publieke domein tussen de staten.
Het doel van dit gigantische boek
In dit opmerkelijke staaltje van moderne drukkerstechnieken wilde dat Nederland doen weten dat het de Kerkelijke Rechtsorganisatie, die steeds benarder verdrukt raakte in de competitie tussen de imperialisme van de westerse staten onvoorwaardelijk steunde in de strijd tegen heidendom, secularisatie, structuurloos humanisme en oprukkend socialisme en communisme. Aan Noord-Brabant werd daarbij door de auteurs – geleid door de Amsterdammer Joseph Alberdingk Thijm, die zelf een hoogst moderne drukkerij en uitgeverij op poten had gezet met het doel de katholieken te emanciperen - een voortrekkersrol toegedeeld. Het werk werd aan Paus Leo XIII in een particuliere audiëntie in een prachteditie, vervat in met roodfluwelen kaften beklede platten vervat in ivoren hoekstukken aangeboden door een notabele delegatie uit het Katholieke Volksdeel, dat bezig was zich via een enorme kolom van organisaties gericht op maatschappelijk onderling hulpbetoon te emanciperen tot de geduchte macht die zij tussen 1890 en 1970 is geweest.
De preponderantie van Brabant
Waarbij, wederom, het gewest Noord-Brabant de anderen naar de kroon stak. Dat bezat op den duur een effectief en hoogst actief netwerk van belendende organisaties die de katholiek in het openbare leven moesten beschermen, opleiden, ontspannen en verzorgen in liefdesgestichten, gespecialiseerd in de verpleging van wezen, alleenstaande moeders, gevallen vrouwen, invaliden, geesteszieken, bejaarden en anderszins onderkomen menselijke wezen, die Hillary Clinton in haar hoogtijdagen samenvatte onder de noemer deplorables. Personae miserabiles in het canonieke Latijn van de negentiende eeuw. Dat volksdeel, geleid door de flamboyante Hermann Schaepman, professor aan het groot-seminarie van Driebergen bij Zeist, was drie eeuwen lang zwaar achtergesteld bij wat men destijds “andersdenkenden” noemde in het katholieke kamp. Hervormden, gereformeerden, joden - meestal “Israëlieten” genoemd in die dagen - agnosten, a-theïsten en zelfs socialisten werden doorgaans als burger hoger aangeslagen dan de mensen van “het houtje”, ook wel badinerend toffelemonen genoemd.
De beoogde staatkundig leider Herman Schaepman
Schaepman was Tweede Kamerlid geworden en had zich voorgenomen de daarin aanwezige katholieke volksvertegenwoordigers politiek bijeen te drijven binnen één welgeorganiseerde partij, destijds “kamerclub” genoemd. Schaepman was priester en meende dat hij daarom daartoe voldoende gezag zou hebben. Maar daarin vergiste hij zich. Het tegendeel bleek het geval. Ook in katholieke kring. Zijn katholieke mede-Kamerleden waren geenszins bereid de zoom van zijn toog te kussen. Deze leden waren doorgaans fabrikanten, ondernemers binnen het middenbedrijf, notabelen in de gewesten, rechters of notarissen bijvoorbeeld, kolonels of generaals bij de weermacht, die zich niets wilden laten gezeggen door iemand die zij beschouwden als mislukte HBS-er, leerling aan de seculiere Hogere Burgerscholen. De priester had nog niet de status die hij in de twintiger jaren van de twintigste eeuw in Nederland zou bereiken. Het hele volksdeel was wat schuchter en dorst nauwelijks op de voorgrond te treden. Het episcopaat wilde ook beslist niet dat het dat zou doen.
De Aprilbeweging van 1853
Nog in 1853 waren de protestanten collectief te hoop gelopen tegen de introductie van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, met een aartsbisschoppelijke cathedra te Utrecht. In April. Toen net bekend was geworden dat de Paus bij Bulla een kerkelijke bisschoppelijke organisatie in Nederland ging invoeren of herstellen. Een woedende storm was opgestoken tegen de gemijterden. Het gerucht ging dat nu de Spaanse Inquisitie zou worden ingevoerd. Rome zou de vrijheid van godsdienst, drukpers, vereniging en vergadering gaan onderdrukken, terwijl deze grondrechten pas recentelijk constitutioneel geborgd waren bij de grondwetswijziging van 1848. Willem III, de koning, werd benaderd door protestanten die hem voorstelden een staatsgreep te plegen om dit Rooms complot tot in het merg uit te roeien, eventueel door doodstraffen op te leggen via speciale tribunalen. Wat Rooms Nederland heulde met de machten van over de Alpen, het Heilig Officie en het departement voor de missiewerken, de beruchte dicasterie De Propaganda Fide.
De vervolging en discriminatie van katholieken
Protestanten en liberalen ontsloegen bij massa de bij hen geëmployeerde toffelemonen, gemeenten werkte hun roomse ambtenaren en beambten vindingrijk buiten. De Commissarissen des Konings gaven instructie aan de Marechaussee, rijksveldwachten en hulpofficieren van justitie oog te houden op vooraanstaande toffelemonen: respecteerden zij de plechtigheden op nationale feestdagen wel naar behoren? Vlagden zij tijdig en regelmatig? Rouwden zij naar behoren bij het verscheiden van leden van het koninklijk huis en het verscheiden van staatslieden? Gaven zij de gepaste ruchtbaarheid aan de aanzeggingen en proclamaties van rijkswege uitgevaardigd? Lieten zij nieuwe wetten, wijzigingen daarvan en koninklijke besluiten naar behoren voorlezen binnen hun kantoren, fabrieken en werkplaatsen? Vooral Noord-Brabant moest het ontgelden. Omdat nog steeds het gerucht ging dat deze provincie eigenlijk best mee had willen doen aan de Belgische afscheiding van 1830-1839. Dat vermoeden scheen bijna onweerlegbaar.
De werving van Pauselijke Zouaven
En in het licht daarvan bezag Den Haag ook het werven van Pauselijke Zouaven sedert 1855 binnen Nederland: recruten, ter beschikking te stellen aan de Paus als wereldlijk staatshoofd van de Kerkelijke Staat, zoals gedefinieerd bij de slotacte van het Congres van Wenen van 1815, waarbij de eeuwigdurende gewapende neutraliteit van deze staat was gegarandeerd door de geallieerden tegen Napoleon I. Sedert 1848 was die Paus steeds weer bedreigd geweest in deze hoedanigheid. Pastoors hadden van de kansel geworven en aan deze oproep was op grote schaal voldaan door roomse jongens door het hele land, maar vooral in Brabant. Aanvankelijk relatief weinig in aantal voor de strijd goedgekeurden. Maar gaandeweg was dat getal gewassen. Collectes voor behoorlijke bewapening en encadrering waren door de nieuwe bisschoppen goedgekeurd.
Een Roomse staatsgreep?
Het kon wel eens wezen dat deze gelden zouden worden besteed voor een staatsgreep van binnenuit, gericht op de hervestiging van de theocratie die de Nederlanden waren geweest vóór het losbarsten van de Tachtig Jarige Oorlog in 1568. Dan had Rome Nederland weer in zijn netten. Dan was de vrijheidsstrijd voor niets geweest. Willem de Zwijger zou zich omdraaien in zijn graf. Tegen deze dwalingen en opzettelijke historiografische vertekeningen moest deze foliant officieel opkomen door de enig juiste narrativiteitslijn uit te zetten en ook te demonstreren dat de Nederlandse katholieken, niets, maar dan ook niets te verbergen hadden, zoals de Vrijmetselaars. Thijm wist maar al te goed dat de Oranjes wél verbonden waren met deze geheime organisatie die onmiskenbaar ook een levensbeschouwelijke missie had. Thijm zorgde dat de foliant bezorgd werd als present bij ieder die er destijds toe deed. Ook als fraaie presentedities. Een ervan heb ik. Die, welke aangeboden werd aan de toenmalige staatssecretaris. Daaruit geef ik wat bladzijden weer met bijbehorend commentaar. Het gaat om een boek dat staatkundig de katholieken beoogt te repositioneren. Het is dus echt wel een politiek geschrift. Dat moet je je bij het lezen van het merkwaardig seminarie-Latijn goed blijven herinneren.
Reactie toevoegen