Waarom Marie (hier op de foto de middelste, tussen haar tweelingzusjes, en boven haar grote zus) naar het internaat ging, weet ze eigenlijk niet. Haar ouders hadden een grote drukke zaak, waarin de twee oudere kinderen van vijftien en zestien al mee hielpen. “Tussen de middag moesten we – de drieling - thuis komen eten. Dan kwam de één niet op tijd, dan de andere niet, steeds was het zoeken: waar is wie?”, vertelt zij. Maar misschien was het ook wel voor de veiligheid. “Ik kreeg twee ongelukken, brak een keer mijn pols, later weer mijn elleboog.” Mogelijk vonden haar ouders wel een gerust idee dat de drieling op een meer beschermde plek zaten.
De vraag waarom ze er naartoe gingen, heeft Marie in haar leven nauwelijks beziggehouden. “Ik heb daar een prachtige tijd gehad! Ik kende geen heimwee, zoals mijn jongste zusje; die heeft zoveel gehuild. Als kind kon ik het niet verwoorden aan mijn ouders dat ze heimwee had, maar als zij hadden geweten dat haar dit zo opspeelde, hadden ze haar teruggehaald.”
Ligbad
Marie denkt vooral aan de mooie activiteiten op het meisjesinternaat in Moerdijk. De optredens, de grote garderobekast voor de toneelstukjes, maar ook de moderne wasgelegenheden. “Op de bovenste verdieping was een grote douchegelegenheid met misschien wel twintig aparte douchehokjes, heel modern, en twee badkamers met ligbad. Aan de achterkant waren rijen wastafels om ons te wassen of haren te wassen.” In gedachten loopt ze nog over het terrein. “Er was een bakkerij want de zusters bakten zelf brood. Een boerderij met koeien. Een grote tuin met zandbak en speeltoestellen.”
De vele wandelingen door het dorp staan haar helder voor de geest. En dan komen langzaam ook tragische beelden terug. “Zo kwamen we een keer langs gevangen genomen joden die loopgraven moesten graven. De Duitsers stonden er met getrokken geweer bij.” De oorlog ging niet ongemerkt aan de kostschool voorbij, hoewel Marie zich altijd veilig heeft gevoeld. “Maar het heeft diepe indruk op me gemaakt dat er een zuster door de Duitsers is meegenomen en nooit meer teruggekomen.”
Noodlottige nacht
Dat staat in haar geheugen gegrift, net zoals die ene noodlottige nacht. Hoe één van de nieuwe leerlingen in de eerste nacht dat ze op Sacré Coeur was, overleed. “Ze was er samen met met twee zusjes gekomen. Difterie. Ze heette Christel. Er is een gedicht voor haar gemaakt.”
Het toenemende oorlogsgeweld maakt een eind aan haar verblijf in het internaat. “In 1944 zijn alle kostschoolmeisjes door omringende buurtbewoners met paarden en grote wagens naar het station in Lage Zwaluwe gebracht. Vandaar gingen we in groepen verder. Ik ben in Berkel Enschot terecht gekomen. Een tijdelijke opvang, heel goed. Maar van die fijne Zusters en onze mooie kostschool kwamen we uiteindelijk bij de Ursulinen in Boxtel”, constateert Marie afgemeten. “Een vreselijke orde”, zegt ze.
Ze slikt en zwijgt.
Reactie toevoegen