Met die woorden begint een brochure van het Wit-Gele Kruis uit 1949, waarin ouders de betekenis van de doop en de gang van zaken krijgen uitgelegd.
De doop is zeer belangrijk: door geboorte behoort het kind tot het menselijk geslacht, door de doop tot het goddelijk geslacht; het wordt opgenomen in de Kerk als erfgenaam des Hemels.
Al vóór de doop staan de ouders voor twee belangrijke keuzes. Allereerst moeten ze een goede naam kiezen. Immers, de Heilige, wiens naam het [kind] zal dragen, [zal] zijn patroon en voorbeeld […] zijn. Dát de boreling naar een heilige zou worden vernoemd stond niet ter discussie. In de praktijk werden de namen meestal uit de voorouders gekozen. Van belang zijn ook de doop-borgen: de peter en meter. Die moeten tenminste 13 jaar oud zijn en goed katholiek.
De peter en meter brengen de baby naar de kerk. Vader en eventuele broertjes en zusjes – moeder ligt immers nog in het kraambed – zijn welkom als getuigen. Maar de kinderen moet wel duidelijk gemaakt worden dat ze niet naar een ‘kijk-spel’ gaan!
De ceremonie begint al buiten het kerkgebouw. De priester bezweert met gebed de duivel om het kind te verlaten. Daarna krijgt het gewijd zout te proeven, om het te bewaren voor bederf en te laten dorsten naar hemels voedsel. Meer gebed volgt en dan draagt degene die het kind ten doop houdt het de kerk binnen, terwijl zij of hij het uiteinde van de stola van de priester vasthoudt. Net zoals de moeder dat later bij haar kerkgang ook zal doen.
Bij het doopvont wordt de duivel met zijn werken en ijdelheden verzaakt - dit doen de peter en meter namens de dopeling – en worden de rug en borst gezalfd. Daarna volgen de eigenlijke doop met gewijd water en een zalving van de kruin. Een brandende kaars wordt overhandigd, die het licht van het geloof symboliseert. Vaak werd die doopkaars bewaard, om bij de Eerste Communie, Vernieuwing van de Doopbeloften, bij het huwelijk en dergelijke opnieuw te worden ontstoken.
Hoewel de plechtigheid daarmee, na nog een zegen van de priester, eigenlijk is beëindigd, krijgt zij vaak nog een staartje: het kind wordt ook toegewijd aan Maria. Gelouterd komt het bij moeder terug. En dan kan het feest beginnen!
Illustraties
Brochure van het Wit-Gele Kruis, 1949 (vriendelijk beschikbaar gesteld door Wim Jaegers)
Reactie toevoegen