Brabant, het dierbare centrale gewest
Thijm wilde het eigenlijke centrum van herlevend katholiek Nederland leggen in het Groothertogdom Brabant dat zich in de vroegste middeleeuwen had doen gelden als het handelsgewest van de Lage Landen met Den Bosch als bloeiend middelpunt. Hij stelde het voor, dat dit Hertogdom eigenlijk de as was waaromheen deze Landen draaienderwijs zich hadden kunnen ontwikkelen als centraal administratief gewest van waaruit een eenheidsstaat had kunnen ontstaan. Een staat met één nationaal rechtssysteem, zowel wettelijk als organisatorisch, wat de indelingen in de jurisdictiekringen betreft onder de rechtspraak te vellen door hoven, met als hoogste rechter de Hoge Raad van Mechelen. Die ontwikkeling was ingezet onder de Bourgondiërs. En ze had zich bevredigend kunnen voltooien onder de toenemende bestuurlijke unificatie onder het Huis Habsburg dat zich inmiddels als rijkshoofdstad Wenen had verkozen.
De unificatie onder de Habsburgers vanuit Brabant
Dat was allemaal evolutionair en organisch in gang gezet, zo leerde Thijm, onder Maximiliaan I, de Keizer van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie. Die was in 1477 getrouwd met de rijke Maria van Bourgondië namens wie hij de soevereiniteitsvoogdij had mogen bekleden. Karel V Habsburg was met die subtiele unificatie vruchtbaar voortgegaan. Hij had het burgerlijk strafrecht op confederaal niveau kunnen codificeren in de Constitutio Criminalis Carolina. En hij was doende geweest daarop het strafvorderlijk systeem mét de bijbehorende rechterlijke organisatie op poten te zetten. De zeventien Nederlandstalige gewesten waren daarvan een ressort geweest. De Stad Den Bosch was daarbij geprojecteerd als hoofdplaats voor appél in de gevallen van aantoonbare rechtsschennis van de lagere rechtbanken, schepenkamers en gezworenen. De stad had een rijkskamer moeten krijgen ter correctie van deze schennissen met de mogelijkheid voort de zaken zelf af te doen en verder te berechten of ze terug te verwijzen teneinde ze met in achtneming van de correctie van de schennis opnieuw te berechten en af te doen.
De welvaart vanuit Brabant verspreid naar het noorden
Dan was dat Hertogdom de harde kern geworden van een middelgroot staatsverband - de Bourgondische Kreits - binnen het confederale verband van het Heilig Roomse Rijk. De welvaart had zich dan gecentreerd in Brabant. Dat was dan het nijverheidsgewest bij uitstek geworden dat via beurtvaart ook de andere provinciën had kunnen opstuwen. De betreurenswaardige revoltes die Luther opzettelijk in werking had gesteld met zijn doemaardige beschuldigingen tegen de Moederkerk waren dan rimpelingen gebleven in een overigens onberoerde vijver.
Want Luther had dan niet kunnen meesurfen op de economische malaises die zich ná 1500 onmiskenbaar voor hadden gedaan in West-Europa: de schaalvergroting van het Roomse Rijk had gezorgd voor een hecht economisch vlechtwerk voor de afzet van goederen en diensten binnen een douane-unie. De Lage Landen hadden dan een ongestoorde transitfunctie gehad, niet via Holland, dat daar allerminst geschikt voor was als drassig, aan voortdurende overstromingen blootstaand laagland vol veenmoerassen, maar natuurlijkerwijs via Brabant.
De reformatie, in gang gezet door de - in de visie van Neerlandia Catholica - gefrustreerde, egoïstische, egocentrische en egotistische Maarten Luther, had dan het Antwerpse handelsnetwerken met stapelplaatsen niet kunnen verstoren, de gewesten waren niet gestort in heilloze onderlinge gewapende conflicten en de staatsideologie was één en ondeelbaar gebleven. Via de kloosters hadden interregionale waterstaatswerken blijven verrichten zoals voorheen en poldergebieden ontgonnen.
Antwerpen was havenplaats bij uitstek gebleven, waarvan Den Bosch de stapelrechten had kunnen krijgen. Leuven had zich kunnen ontwikkelen als universitair centrum van wetenschap met een radiatie waaraan de Parijse Sorbonne niet had kunnen tippen.
De reformatie als negatieve factor voor de volksontwikkeling
Maar, helaas, Luther had wél de kans gekregen voor zijn afbraak, mede omdat de gewestelijke adeldom via zijn leer de kans zag om de Nederlanden te storten in een fiscaal conflict met Wenen en Madrid. Stomweg omdat die adel niet had aangeslagen willen worden via een progressieve inkomens- en vermogensbelasting.
Ze was immers immuun voor de fiscaliteiten die de Oostenrijkse Habsburgers hadden toegepast wegens verworven rechten. Dat wou ze natuurlijk zo houden. En dat had ze gerechtvaardigd via religieuze motieven. Het narrativiteitsmodel betreffende de staatkundige wording van Lage Landen, waarin de reformatie geen aanstuwende factor is, maar juist een pernicieuse tussenkomende factor ten laste en ten nadele van de mindere klassen. Een verhaal dat ook kundig uitgedragen werd door katholieke historici als de West-Friese dorpsdokter Nuyens. Dat is het verhaal van Neerlandia Catholica. De Nederlandse bisschoppen waren er niet echt blij mee.
Willem de Zwijger als volksverlakker
Want eigenlijk onttroonde deze verhaalslijn de dynastie van het Huis van Oranje. Willen de Zwijger was geen volksbevrijder en vader des vaderlands geweest, dat was de implicatie, maar hij was eigenlijk onderdrukker en manipulator van het Nederlandse stamdeel in het Duitse verband geweest. Dat stond er wel niet direct, maar dat was toch de achterliggende boodschap achter het statige Latijn. Verder waren bijna alle Brabantse parochiën historiografisch zo omschreven, dat het leek of de reformatie aan de gelovigen hun ondanks voorbijgeraasd was. Ze hadden met die protestantisering eigenlijk nooit innerlijk iets van doen gehad.
Die ideologie was hen wezensvreemd gebleven. Het sprak de Brabander niet aan, dat wat spastische en innerlijk tegenstrijdige calvinisme, dat het dogma van de goddelijke predestinatie maar niet wist te rijmen met het axioma van de individuele wilsvrijheid. Ja, de katholieke Brabander was natuurlijk zijn dierbare bedehuis, heiliggeesthuis of liefdesgesticht kwijtgeraakt en zijn gemene kerkeakkers. De dorpsgronden ter gemeenschappelijke beweiding en bebouwing. Maar dat was het gevolg van de vijandelijke bezetting door huurlingen van Holland. Daarin had die Brabanders natuurlijk niet berust. Maar doorzettingsmacht had hij door de wanverhoudingen tussen troepen en middelen niet gehad.
De klaroenstoot van 1853
Totdat eindelijk in 1853 die Brabander in zijn rechten werd hersteld. Hij zou nu onder de hoede van de Heilige Stoel zijn middeleeuwse roeping eindelijk kunnen aanvaarden en vervullen ter stichting van de Staat Gods. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie was de klaroenstoot geweest ter aankondiging van de dageraad der volksbevrijding! Dat is de boodschap van het boek.
Een boodschap die door dat volksdeel werd verstaan, al kon niet iedereen kennis nemen van de geschiedkundige uitleg die Thijm daaronder gecomponeerd had. De bisschoppen waren daarom wat afstandelijk gebleken: ze keurden het initiatief van Thijm en de zijnen wel goed. Maar namen het niet over. Noch maakten ze Thijms visie tot de hunne. Ook al niet omdat Thijm zich in de meest vleiende bewoordingen richtte tot Leo XIII waarvan hij en andere katholieke voorlieden de beste verwachtingen hadden.
De encycliek Rerum Novarum
Leo wilde socialisme en katholicisme zoveel mogelijk verenigen in één staatshuishoudelijke levensbeschouwing over de economische verhouding tussen arbeid en kapitaal. Leo wilde niets weten van een dialectisch materialistische zienswijze op de geschiedenis der mensheid, die zich alleen door heftige conflicten kan ontwikkelen tot hogere bestaanswijzen. De leer van Marx. Waarbij de arbeiders moeten “verellendigen” om tot gewelddadige opstand te kunnen komen tegen de industriële kapitalisten, bij wie alle rijkdom opgehoopt moet worden opdat de vonk in de massa zal slaan.
Leo wees de Marxistische visie af: klassenstrijd was heilloos, arbeid en kapitaal waren aan te wenden in onderlinge overeenstemming en voortdurend overleg. Daartoe moesten arbeider en ondernemer zich juist intrinsiek in beroepsorganisaties verenigen en zorgen voor flankerende maatregelen ter bescherming van arbeidskrachten en hun nazaten. Samen moesten ze fondsen oprichten voor volksverzekeringen tegen bedrijfsongevallen, ziekten en voor oudedagsvoorzieningen. De ondernemer moest bedrijfsscholen stichten waar de kinderen van arbeiders ambachtelijk en technisch onderricht zouden krijgen. Daar plukten immers werkgever en werknemer vruchten van. Dat is de strekking van de Apostolische Zendbrief of Encycliek Rerum Novarum van 1891. En dat was nu juist precies wat Schaepman en zijn opvolger Wiel Nolens óók wilden.
Zij wilden een organische vereniging op staatkundig niveau van sociaaldemocraten en katholieken. Kabinetten, gedragen door uit die gremia voortkomende dragende coalities. Rooms-rode kabinetten. Met buitensluiting van de keiharde, berekenende en winst maximaliserende calvinisten en liberalen die elkaar op deze punten niets toegaven.
Zou Leo XIII Pecci (1810-1903) daaraan zijn zegen geven, dan was de toekomst van het nog wat al te weifelmoedige katholieke volksdeel geborgd voor jaren. Dat zagen de bisschoppen echt anders. Zeker onder aanvoering van de nurkse en autocratische Henricus van de Wetering. Zij werden bereden door deerlijke vrees voor de socialisten. Ook al omdat ze weinig afwisten van hun motieven en doelen. Daarom gedoogden ze hoogstens dat het boek werd aangeboden. Maar reclames ervoor maken vanaf de kansel, dat zat er niet in.
Reactie toevoegen