Samen met de museummedewerkers van het EM (Eindhoven Museum) en gestoken in historische kleding brachten we een bezoek aan de Markt in Eindhoven. Ik had de rol van monnik aangeboden gekregen, maar miste bij het kledingpakket de rozenkrans en maakte deze toen maar zelf.
De benodigde en juist rijpe kralen plukte ik van de pimpernoot (Staphylea pinnata), ofwel de rozenkransstruik, die in het Heempark Simon Deltour stond, waaraan ik verbonden was. Deze pimpernootstruik was vroeger in kloostertuinen rijkelijk aanwezig, juist voor het maken van de gebedssnoeren.
De 59 benodigde kralen reeg ik aan een (jute) tomatentouw, het benodigde kruisje knipte ik van de kardinaalsmutsstruik, alle heiligheid en natuur te samen. Na deze Pater Noster werd het een productie. Aan de struik zat geen kruisje meer van voldoende grootte en ik nam toen maar de jonge tak van de Zwarte Es, ook daar staan de zijtakken in kruisvorm.
Als kind baden we iedere avond gezamenlijk rond de keukentafel het rozenhoedje. Ook in de wintermaanden onder het pellen van een zak bonen die Moeke op de keukentafel had uitgespreid. “De gao in een moeite deur”, zoals de zin uit het Uje’s volkslied luidt.
Bij onweer ‘s nachts werden we naar beneden geroepen en baden dan rond de tafel de huiszegening en het rozenhoedje en dan was het onweer voorbij. Wanneer er iemand in de buurt bediend of gestorven was, werd op drie avonden achtereen de rozenkrans gebeden. Men had pech bij een langzame voorbidder, want het rozenkransgebed bestaat uit drie rozenhoedjes.
Het gebed begon met de twaalf artikelen van het geloof. Bij elk tientje, dat is tien Weesgegroeten, werd een van de vijftien geheimen van de rozenkrans uitgesproken, alles besloten met de litanie van alle heiligen.
Tijdens een lange autorit zeiden mijn ouders wel eens: “zullen we even een tientje bidden”? Bij een feestje werd dat door de jeugd met een sketch uitgebeeld door, tijdens de autorit, een gebed uit te spreken met in de gevouwen handen een tien guldenbiljet. Als jongeren tegenwoordig een gebedssnoer aan de autospiegel zien hangen, denken ze, dat het een mini-sneeuwketting is.
Ons Moeke kon ‘s avonds zo sappig op z’n Uje’s het rozenhoedje voorbidden, besloten met het gezamenlijke avondgebed. En ondertussen zat Vader niet in de Turfhoek, maar stond hij bij de hangklok, want de slinger moest op de juiste tijd in beweging worden gezet. Ook hier was het: “de gao in een moeite deur”. Dit gebeurde in de zestiger jaren. Ik legde het geluid vast op een cassettebandje.
De rozenkrans werd dagelijks en bij vele gebruiken in het Rijke Roomse Leven ter hand genomen.
Reactie toevoegen