Los van het verhaal van deze broeder Felix, is er het jeugdboek Dagboek van een schooljongen (over Jantje die broeder wilde worden) en zijn er ouders die het wel verstandig vinden dat Fons – met enkel zussen om zich heen – wel wat meer onder de jongens komt. Wanneer dit allemaal samenkomt, gaat de jonge Fons van zijn elfde tot vijftiende naar het internaat, midden in de jaren zestig.
“Mijn allereerste herinnering gaat niet over het gebouw, maar over de reis er naar toe. Een gigantische reis voor die tijd. Vanuit Amsterdam, waren we Udenhout, waar de familie woonde, wel gewend. Maar dit was nog een uur langer rijden, zeker met die auto van ons. Al even na Tilburg dacht ik de kerktoren van Baarle-Nassau te zien. Maar het zou nog twee dorpen duren voordat we die konden zien. Het was spannend.”
Flarden
“Verder zijn er flarden van herinneringen. De danslessen in het dorp, opgaan voor brons, want voor zilver moest je naar Tilburg. Daarom haalde ik twee keer brons, gewoon een extra cursus. De theateravonden in de schouwburg van Tilburg, de filmavonden in de grote zaal. De zelfgeorganiseerde feestavonden en de dansfuiven samen met de externen. In mijn gekoesterde schoolagenda, die er uit ziet zoals bij elke puber, lees ik leuke dingen terug. Het zijn geen echte herinneringen, maar wel zaken die speelden. Zo lees ik in het een verslag van de leerlingenraad (ja zelfs die was er al) over de gymkleren en het dragen van een sportslip. Maar dat was een schoolzaak.”
Verder komen de sportdagen terug. En de plaat van de week. “Elke week betaalde iedere intern een dubbeltje. Daarbij konden ze een top 3 invullen. De meeste stemmen golden. En zo konden we elke week een nieuw plaatje kopen. Hoe wij precies wisten wat in de top tien stond, weet ik niet. Wellicht stond er ook een radio te spelen in de recreatie. Het was mijn taak (ook toen al pakte ik graag de leiding) om dat te organiseren en het plaatje te kopen. Zo ontstond er een heel goede vriendschapsband met de familie Van de Burgt, waar ik regelmatig, zeg maar zeer veel, kwam.”
Spinaziesoep
Ook de vele verplichte en vrije studie staan nog scherp op het netvlies, met het nodige huiswerk. De ‘spinaziesoep’ als het gras was gemaaid. De cour, het zwembad in Baarle. Maar ook herinneringen aan grensoverschrijdend gedrag door de directeur, en een medeleerling. “Twee herinneringen, beide waar of onwaar. Het is niet meer te achterhalen. Het zijn wel zaken die meespelen in je verdere ontwikkeling. Karaktereigenschappen kunnen daardoor verscherpt worden, maar dat hoeft niet. Dus het is nooit aanwijsbaar dat zulke ervaringen bepaalde eenduidige gevolgen hebben”, blikt Boom terug.
Hij constateert: “Als we kijken van toen naar nu, zijn er twee ontwikkelingslijnen te volgen. De eerste die van mij, de tweede die van de school. Om met het tweede te beginnen. In mijn agenda van toen (1970) staat te lezen dat de school dicht gaat. Het jaar na mijn eindexamens is de school opgeheven, behoudens een klein klasje vierde jaars. Die mochten in Baarle-Nassau hun ULO afmaken. Ik heb ooit begrepen dat dat niet zo’n succes is geweest en dat men halverwege iedereen naar huis heeft gestuurd. Ergens kan ik dat niet geloven, dat je eindexamenkandidaten een paar maanden voor het examen naar huis stuurt. De bouw van de nieuwe school, zonder internaat, was toen al in volle gang. Aan de rand van het dorp, aan het Bels lijntje, dacht ik. Een mooi nieuw gebouw, heel wat beter dan wat het was. Maar ook zo’n oudbouw heeft zijn charme.”
Dragende verhaal
“Mijn ontwikkeling is wat anders gelopen”, vertelt Boom. Via de pedagogische academie, het leger en Saoedi-Arabië belandt hij in het onderwijs in Ouderkerk aan de Amstel, tien jaar als onderwijzer, drie jaar directeur. “In 1989 maakte ik de overstap naar de abdij van Berne, mijn roeping uiteindelijk volgend na twintig jaar. In 2001 ben ik priester gewijd en momenteel ben ik vanuit de abdijgemeenschap pastoor van twee parochies: Engelen en Bokhoven. In al mijn keuzes na de ULO in 1970 is de roeping naar gemeenschappelijk religieus leven gegroeid. Het leven in gemeenschap is het dragende verhaal. Samen met een grote eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid zijn dat de kenmerken die wel terug te voeren zijn vanuit het internaat.”
“Hier eindigt mijn relaas met mijn ervaringen met het internaatleven in Baarle-Nassau bij de broeders der christelijke scholen. Ik hoop dat velen zich hierin kunnen herkennen. Zo niet, dan nodig ik je uit om je eigen verhaal er naast te leggen. Wie weet wat dat tot resultaat kan leiden.”
Reactie toevoegen