

Op het kleinseminarie van deze paters kon je na de lagere school, dus vanaf je twaalfde terecht. Als alles in een keer goed ging werd je er in zes jaar tijd voorbereid op de eigenlijke opleiding tot kloosterling, die daarna pas echt begon. In de praktijk haalden de meeste seminaristen de eindstreep, toetreden tot de orde, niet. Omdat zij geen voortgang boekten maar vooral ook omdat het kloosterleven nogal wat offers vroeg. Zoals het celibaat en het afgezonderde bestaan. Tot ver in de jaren zestig gold voor de kloosterlingen van deze orde bovendien een volledig 'silentium', ofwel een verplicht zwijgen. Je stelde je leven echt volledig in dienst van God door middel van een contemplatief leven.

Godsdienst maakte een belangrijk deel uit van de roomse internaatsopvoeding en je bracht dan ook heel wat uren door in de eigen kapel van de paters. Op de onderste foto is zo'n samenkomst te zien. De juvenisten knielen in een van de kerkbanken, terwijl een van hen het klavier bespeelt en twee paters achterin, biddend op hun kerkstoel, alles goed in de gaten houden.
Voor de paters was de kostschool weer een belangrijke bron van inkomsten. Net als hun boerderij, waar zij kalkoenen, kippen, varkens en koeien hielden en een kwekerij verzorgden. Ook de drukkerij, waar naast hun Bernardustijdschrift (1931-1961) menig geboorte- en rouwkaart van de pers rolde, bracht geld in het laatje. Net als het assisteren in nabije parochies en scholen.
Eind jaren zestig belandde het aantal roepingen tot het priesterambt en het kloosterleven in een vrije val. Dat betekende het einde van het kleinseminarie Mariënkroon. Het internaat werd in 1973 opgeheven. De drukkerij kwam in 1996 in particuliere handen.

Bron: 25 eeuwen in vogelvlucht. Heerlijkheid Onsenoort, Abdij Mariënkroon, Mariapoli Mariënkroon (Stichting Mariapoli Mariënkroon: Nieuwkuijk 2009).
Reactie toevoegen