De broeders kosterden in de Handelse Genadekapel, ontgonnen stukken Peel, gaven onderwijs aan jongens én… ze brouwden bier. Die laatste activiteit verliep ook nog eens tamelijk voorspoedig.
De Gemertse brouwers namen de Broeders het succes van hun brouwerij niet in dank af. Ze maakten bij de overheid dan ook allerlei bezwaren tegen de Broederlijke brouwactiviteiten. Uiteindelijk leidden deze “kuiperijen” tot niets, maar het leek Daniël de Brouwer toch raadzamer om vlak over de grens, in het Land van Ravenstein, opnieuw te beginnen. Dat was in 1741.
Het jaar daarop verrees Huize Padua in Boekel, vlakbij Handel. Het brouwen en ontginnen ging hier gewoon door, net als het geven van onderwijs. De school van de broeders penitenten (bekend als Handelse kluis) kreeg zelfs regionale beroemdheid . In 1745 overleed de stichter, maar de communiteit bloeide.
Gedurende de Franse Tijd (1795-1813) hadden de Broeders het moeilijk. De Franse revolutie had een hekel aan religieuzen (congregaties mochten geen nieuwe leden meer aannemen, zodat ze vanzelf zouden uitsterven). In 1813 telde Huize Padua dan ook nog maar twee broeders.
Gelukkig veranderden de tijden net op tijd en met steun van onder andere de pastoor van Boekel krabbelde de communiteit uit dit dal. In 1848 namen de paters Capucijnen het geestelijk bestuur van de Broeders op zich, wat uiteindelijk in 1871 leidde tot de vaststelling van de Statuten en Regel, waaraan zich toen 21 Broeders onderwierpen.
In de Statuten was nu ook officieel de “verzorging van de geestelijk gestoorde evenmens” opgenomen, iets waar de broeders al in 1830 mee begonnen waren. Dat was een gevolg van een nieuwe Onderwijswet in Nederland, waardoor de Broeders van onderwijsgeven aan jongens werden uitgesloten. In 1832 begon men met de verzorging van de eerste patiënten in de Oude Kluis. Vijf jaar later kon er al een aparte woning voor de verpleging neergezet worden.
Ook op dit terrein begon de wetgever zich te roeren: in 1841 werd de Krankzinnigenwet van kracht, die onder meer het (Staats)toezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten regelde.
Met andere woorden, de broeders moesten vergunning voor hun activiteiten vragen, die hen in 1843 verleend werd. Daarmee waren ze de eerste congregatie in Nederland die zich officieel met de geestelijke gezondheidszorg bezig mocht houden.
Padua groeide niet alleen in Boekel: in 1902 kwam er een nieuwe stichting in Udenhout (Huize Assisië), in 1925 in Apeldoorn (psychiatrische inrichting St. Josephstichting), en in 1938 in Tilburg (juvenaat Mariahof, in 1953 uitgebreid met het Instituut voor geesteszwakke kinderen Piusoord). Zo heeft “Padua” zich in de afgelopen 175 jaar ontwikkeld van ‘bewaarplaats van krankzinnigen’ naar een modern psychiatrisch behandelcentrum, onderdeel van de GGZ Oost Brabant.
Reactie toevoegen