Algiers was ook de plaats, waar de congregatie gesticht werd. De Franse aartsbisschop van Algiers, Charles Martial Lavigerie (1825-1892), stichtte in 1868, een jaar na zijn benoeming, de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika. Deze missionarissen stonden al gauw bekend als de Patres Albi (p.a.) of “Witte Paters” vanwege hun witte habijt.
Dit witte kostuum naar Moorse snit met rode fez en om de hals een grote rozenkrans, is een uiterlijk kenteken van de uitgangspunten waarmee kardinaal Lavigerie zijn missionarissen eropuit stuurde: volledig ten dienste van Afrika en de Afrikanen staan, eigen zijn met de taal en de gewoontes van de Afrikanen en respect tonen voor hun cultuur en geloofsovertuiging.
Directe aanleiding voor de stichting van de congregatie was de opdracht een christelijke opvoeding te geven aan honderden weeskinderen die bij een hongersnood in 1867 bijeengebracht waren. Verder voerde Lavigerie actieve strijd tegen de slavenhandel in Centraal- en Oost-Afrika. Pastoraal werk en missiewerk waren de doelstellingen, waarbij naast het stichten van kerken juist ook de vorming van een inheemse clerus voorop stond.
Kenmerkend voor de sociëteit was ook dat de lekenbroeders die al spoedig nodig bleken, integraal deel uitmaakten van het communiteitsleven. De paters en broeders legden overigens geen geloften af, maar een eed.
In tegenstelling tot wat in andere missiecongregaties wel gebeurde, werd het missiegebied van de Witte Paters niet verdeeld op basis van nationaliteiten. De Paters opereerden in internationale groepen van minstens drie leden (twee paters en één broeder) per missiepost, die ook qua huidskleur gemengd waren samengesteld. En dat is nog steeds zo.
In 1889 weken de Witte Paters uit naar Nederland als gevolg van de anti-religieuze politiek in Frankrijk. Ze vestigden zich aanvankelijk in Huize Gerra in Haaren. Drie jaar later verhuisde men naar het nieuw gebouwde missiehuis St. Charles in Esch. Hier werden paters en broeders opgeleid, later werd de missieprocuur in een apart huis in Boxtel ondergebracht. De Nederlandse provincie (opgericht in 1937-1938) heeft tussen 1882 en 1993 572 priesters en 334 broeders voortgebracht. Tegenwoordig is de congregatie in Dongen gevestigd.
In Noord-Brabant hadden de Witte Paters huizen en instellingen in:
- Boxtel (kloosterprocuur en klooster Sint Anna);
- Dongen (noviciaat Sint Jozef en provincialaat);
- Esch (Huize Sint Charles);
- Haaren (Huize Gerra);
- Lage Mierde (klooster Dorpsplein 47);
- Sterksel (Sint Pauluscollege en Pastorie) en
- Tilburg (Sint Lidwinaklooster)
Buiten Noord-Brabant zaten de Witte Paters in Den Haag, ’s-Heerenberg, Heeten, Heythuizen, Rotterdam en Santpoort. Behalve bijna overal in Afrika zijn de Witte Paters tegenwoordig ook actief in Amerika, Brazilië, India en Israël.
Bronnen
Jan Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant. Alphen a/d Maas, 2010.
Database Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, lemma Missionarissen van Afrika (P024).
Website Witte Paters.
Website Lavigerie.
Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960, lemma Witte Paters (wp).
Reactie toevoegen