De bouw begon met een ‘werkgebouw’, waarin de zusters op 14 november 1939 voorlopig onderdak vonden tot het hele klooster klaar was. De hoeve ging dienen als rectorswoning.
In 1939 had het departement van Justitie bouwsubsidie toegezegd, maar na de Duitse bezetting in 1940 was daar geen sprake meer van. De zusters wisten met een actie weldoeners en medestichters te werven en op die manier zelf de bouw te financieren. Aan de Ettenseweg verrezen vier paviljoens, elk voor elf meisjes die hun eigen slaapkamertje kregen.
In 1948 bouwde de firma Mabuwat C.V. uit Dordrecht een eenvoudige kapel: een Quick-built-loods. Architect Frans Mol uit Breda realiseerde in 1954 een uitbreiding, die naast een wasserij met ketelhuis ook een refter en zusterkamertjes bevatte. In 1959 volgde een rectoraat.
Een jaar later kwam er een uitbreiding met diverse ruimten, waaronder een toneelzaal. In 1969 was opnieuw een paviljoen nodig en werden een studie- en een hobbylokaal gebouwd.
Nadat de zorg was overgegaan in lekenhanden, vertrokken de zusters in 1980 naar Venlo. In 1982 kwam er een fusie tot stand met Jeugddorp Maria Rabboni in Teteringen en huize Sint Jozef werd opgeheven. De laatste meisjes verlieten Rijsbergen in 1982. Het huis werd een opvangcentrum, dat naar de kloosterorde Huize Bethanië wordt genoemd.
Het hoofdgebouw heeft een L-vormige plattegrond en een robuuste voorgevel. De vleugel waarin de kapel was ondergebracht, staat haaks op het hoofdgebouw. Boven de ingang is een zeer klein beeldnisje aangebracht. De kapel was een eenvoudige montagebouw van 25 bij 10 meter, met in de zijgevels een lange raampartij, die bestond uit in drieën gedeelde glaselementen. In de voorgevel zitten een dubbele houten deur en twee zijramen.
Reactie toevoegen