Op 4 november 1803 wijdde de bisschop van Gent, Mgr. Fallot de Beaumont het kloostertje toe aan O.-L.-Vrouw-ter-Engelen en gaf de vrouwengemeenschap de status van congregatie, onder de naam Congregatie der Zusters van Liefde van Jezus en Maria.
Triest kon rekenen op de hulp van Maria Theresia van der Gauwen, een gewezen cisterciënzernovice. Zij werd als moeder Placida de eerste overste. Op 2 juli 1804 legden de eerste zusters de kloostergeloften af en wijdden hun leven aan: ‘het houden en dienen der arme en ellendige menschen’. De zusters gaven onderwijs, zorgden voor de weeskinderen en verzorgden zieken en ouderen aan huis.
Als kloostergemeenschap volgden de zusters een eigen regel die de spiritualiteit van Sint-Vincentius á Paolo verenigde met die van Bernardus van Clairvaux. Ze wilden een contemplatief leven combineren met de beoefening van de naastenliefde. Op 21 maart 1805 namen ze het cisterciënzerkleed aan: een wit habijt met zwart scapulier en zwarte sluier.
In 1908 kwamen de zusters naar Sint Anna in Venray om de verpleging van krankzinnige vrouwen op zich te nemen. Met eenzelfde doel werd in 1928 Sancta Maria te Noordwijk gesticht. In 1968 werd Nederland een zelfstandige provincie. Petrus Triest stichtte ook de Broeders van Liefde te Gent.
Bronnen
Jan Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant. Alphen a/d Maas, 2010.
Website Zusters van Liefde van Jezus en Maria.
Reactie toevoegen