Foto ingestuurd door Ruud van Nooijen |
De huidige Willibrorduskerk is maar net 80 jaar oud. Hij is gebouwd en ingewijd in 1927 ter vervanging van een negentiende-eeuwse kerk, die volgens de toenmalige pastoor, Henricus van Duren, aan bouwvalligheid leed.
De middeleeuwse kerk werd aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog, in 1633, aan de katholieken ontnomen en ter beschikking gesteld aan de enkele Essche protestanten, voor wie de dominee uit Boxtel kwam preken. Na de Bataafse Revolutie in 1798 werd de mogelijkheid geopend voor de katholieken om hun voormalige kerkgebouwen weer terug te krijgen.
Ook de Essche parochie wilde zijn oude kerk wel weer terug. Omdat het gebouw bijna anderhalve eeuw niet of nauwelijks onderhouden was, was er nog veel aan op te knappen, voordat er ook daadwerkelijk weer een mis gehoord kon worden. Het herstel duurde tot 1801, maar pas in 1809 was ook het interieur weer voldoende opgeknapt, om als echte kerk gevoeld te worden.
Opnieuw verstreek er bijna anderhalve eeuw, voordat er weer iets fundamenteels met het kerkgebouw moest gebeuren. Onder het pastoraat van Ronaldus Antoinius Piggen werd besloten tot afbraak van de oude kerk en het neerzetten van een geheel nieuw gebouw, schuin tegenover het nieuwe gemeentehuis.
Deze "tweede" kerk werd ontworpen door de Tilburgse architect H.J. van Tulder. Geboren in Tilburg op 1 mei 1819 trad hij in 1848 in het huwelijk met de tien jaar jongere Johanna Fremau. In datzelfde jaar vestigde hij zich als architect in Tilburg en mocht in datzelfde jaar ook meteen een nieuwe kerk (in de Korvel) ontwerpen. Ook voor zijn volgende nieuwbouwopdrachten hoefde hij niet ver van huis. Hij ontwierp kerken voor Berkel-Enschot (1852), Esch (1856) en Haaren (1857).
Van Tulder ontwierp in deze jaren vooral in neoclassicistische stijl. Bij kerken wordt dat ook wel eens (onterecht) waterstaatsstijl genoemd, naar de Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 met financiële steun van de landelijke overheid werden gebouwd. Het ontwerp en de bouw van dergelijke kerken was onderhevig aan de goedkeuring van en controle door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. Dit waren de "echte" waterstaatskerken. De overeenkomst met kerken zoals Van Tulder die ontwierp lag in het gebruik van neoclassicistische stijlmiddelen.
Over deze Essche Willibrorduskerk weten we helaas niet zo veel: net als in Esch zijn de andere vroege kerken van Van Tulder afgebroken en vervangen door (vaak) neogotische gebouwen, een bouwstijl die tijdens de katholieke emancipatie van de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw veel gepaster gevonden werd. Esch heeft uiteindelijk een nieuwe kerk gekregen in een geheel eigen stijl, waarbij de architect duidelijk heeft willen aansluiten bij de middeleeuwse toren.
Het begon allemaal op 16 mei 1926, toen pastoor Van Duren een briefje aan het gemeentebestuur stuurde, dat in al zijn kortheid volkomen helder was:
"Ondergeteekende, voorzitter van het R.K. Kerkbestuur te Esch heeft de eer aan uw geacht college vergunning te vragen voor den bouw eener nieuwe kerk op ongeveer dezelfde plaats waar de oude zich bevindt [en achteraf voegde hij daar nog aan toe:] en tot verhooging en restauratie van bestaanden toren. Reden: bouwvalligheid der bestaande.
Namens het Kerkbestuur voornoemd, H.J. van Duren, Pastoor-Voorzitter".
De opdracht voor de bouw van een nieuwe kerk tegen de bestaande toren ging naar architect Hubert van Groenendael. Zijn oorspronkelijk ontwerp laat nog zien hoe de pastoor inderdaad aan een verhoging van de toren heeft gedacht: bovenop het derde deel (afgesloten met een boogfries) was in plaats van de bestaande spits een extrageleding gedacht, bekroond met een nieuwe torenspits. Op de foto is te zien dat die verhoging in werkelijkheid niet is doorgegaan.
Op 7 september 1927 werd de nieuwe kerk ingezegend door pastoor Van Duren zelf, met assistentie van een aantal pastoors en andere geestelijken uit de omgeving. De daadwerkelijke inwijding van de kerk door de bisschop, Mgr. A. Fr. Diepen, vond pas plaats op 27 april 1931 (vandaar de viering van 75 jaar kerkwijding in 2006).
Tot zover het verhaal van de kerk. Hoe zat het nu eigenlijk met de pastoors en kapelaans? Wat weet jij nog van ze? Denk bijvoorbeeld aan pastoor Hens. Hij ging in 1953 aan de slag in de parochie. Midden jaren vijftig telde die ruim 1000 zielen volgens de Piusalmanak.
Midden jaren zestig was er weer een andere pastoor op het toneel verschenen. Dat was mijnheer H.A.C. Beex, weet je nog? Hij begon daar in 1959. Hieronder zien we hem op de dag dat hij werd 'ingehaald' in de parochie te Esch. Van deze feestelijke gebeurtenis zijn veel foto's gemaakt. (BHIC, 1930-000103, fotograaf onbekend)
Zo'n feestelijke gebeurtenis werd soms stap voor stap met de fotocamera vereeuwigd, zoals hieronder te zien. Kan iemand zich dit 'inhalen' van de pastoor nog herinneren? Je kunt je verhalen over deze zielzorgers hieronder met ons delen.
Pastoor H.A.G. Hens (foto: collectie Katholiek Documentatie Centrum, id.nr. AFBK-2a12950) | Pastoor Beex, 1959 (foto: collectie BHIC, id.nr. 1930-000103) |
Pastoor Beex (midden), 1959 (foto: collectie BHIC, id.nr. 1930-000050) |
Op onderstaande foto - opgestuurd door Ruud van Nooijen - zien we het houten noodkerkje, nog in Esch, met op de achtergrond de (nieuwe) kerk te Esch. Het is kennelijk een moment kort voor de verhuizing naar Boxtel. Daar gaat het dienst doen als kapel bij Missiehuis Sint-Theresia op Stapelen.
Ook onderstaande foto's zijn ingestuurd door Ruud van Nooijen (met dank!)
Reactie toevoegen