Op initiatief van de Luikse priester Martinus Jozef Pascal Monon begon ze in 1819, samen met een andere jonge vrouw die uit haar klooster verdreven was, juffrouw Henrardt, een opvang voor “gevallen meisjes”.
Deze instelling voorzag duidelijk in een behoefte, zelfs zozeer dat de Luikse bisschop, Mgr. Van Bommel, erop aandrong dat de dames zich zouden omvormen tot een religieuze congregatie. Ze waren immers ook al begonnen uniforme kleding te dragen en elkaar “soeur” te noemen. Uit angst echter dat de religieuze plichten de zorg voor de meisjes zouden verdringen, stelde Anna, die zich inmiddels mère Xavier noemde, die transitie lang uit.
Op 24 mei 1844 kwam het er toch van: Van Bommel keurde de constituties goed en op verzoek van de dames kreeg de congregatie de naam van Soeurs de la Miséricorde. Twee dagen later overleed Anna Groenenscheldt. Op 24 september 1845 hielden de Zusters hun eerste professie en was de congregatie een feit.
Door bemiddeling van Mgr. Louis Rutten, de stichter van de Broeders van Maastricht, werd in 1856 een dochterhuis in Maastricht gesticht, het Maison de la Miséricorde. Op 14 augustus 1856 kwam mère Thérèse, op dat moment de moeder overste, met vier van haar zusters naar Maastricht om de zorg op zich te nemen voor drie weeskinderen. Dat aantal groeide snel.
Foto: Zuster Marie Chazal (1882-1970) met links haar zus Gabriëlle Chazal. Bron: HKK Cadier en Keer.
Bron: Jan Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant. Alphen a/d Maas, 2010.
Reactie toevoegen