In 1401 kreeg Terheijden een kapel. Deze werd in de vijftiende en zestiende eeuw geleidelijk aan uitgebreid tot de gotische kruiskerk van nu. Maar pas in 1633 werd de Terheijdense parochie van Sint-Antonius Abt gesticht. De vroegere kapel was toen dus parochiekerk geworden.
Dat duurde niet lang, want in 1648 werd ze in gebruik genomen door de protestanten. In 1801 kregen de katholieken hun kerk terug en in de tweede helft van de negentiende eeuw lieten ze een restauratie uitvoeren door Pierre Cuypers. Als gevolg van een brand in 1922 en schade, opgelopen tijdens de Tweede Wereldoorlog bleken nog twee periodes van restauratie nodig te zijn. In 1958 werd het interieur voor de vierde keer onder handen genomen en bij die gelegenheid werden de altaren van Maria en van de H. Antonius Abt verwijderd. Daarmee verdwenen twee verwijzingen naar devoties die in het verleden belangrijk waren geweest voor de kerk.
Pelgrims komen er niet meer naar Terheijden, maar Antonius wordt er nog steeds vereerd. Het altaar mag dan verdwenen zijn, zijn beeld staat er nog en ook zijn er de glas-in-loodramen van Charles Eyck waarop zijn levensverhaal staat afgebeeld.Oorspronkelijk was de kerk toegewijd aan Maria, net als de hoofdkerk van Breda, waartoe Terheijden immers behoorde. Nadat Terheijden was afgescheiden van zijn moederparochie, ging het dorp zijn eigen keuzes maken. Antonius Abt werd nu de patroonheilige. De kerk verwierf een relikwie van deze heilige en een beeld. Er kwam een stroom pelgrims op gang, die Antonius aanriepen als beschermer tegen ziektes van het vee.
Reactie toevoegen