Achter het voormalige huis voor besmettelijke ziekten, het Sint Rochusgesticht, strekte zich begin jaren twintig van de 20e eeuw nog een moerassig terrein uit, doorsneden met moddersloten en hier en daar begrensd door een vuile gracht.
Dit moeras maakte de omgeving onfris en ongezond. De toenmalige moeder overste van de congregatie besloot hier iets aan te doen. Enkele percelen van dit terrein waren al in bezit van de congregatie en andere werden nu aangekocht.
Voor het ophogen van de laagst gelegen delen (er moest zeker een laag zand van 1,20 meter overheen worden gelegd), was veel zand nodig. Dat zand werd gewonnen aan de andere kant van de Middegaalse pad, waardoor er daar een vijver ontstond, die in de volksmond Moeders Gat ging heten.
Voor het grondverzet werd een zogenaamde excavateur (een graafmachine, die als een baggermachine werkt, in de volksmond ook wel ‘ijzeren man’ genoemd) ingezet. De firma Broekhoven uit Nijmegen zou een en ander uitvoeren. De voorbereidingen startten begin 1923.
Op 24 augustus begon de excavateur met graven. Het zand werd afgevoerd door een trein van kipkarren op rails. Op 15 december, ’s middags om 12 uur, had de laatste trein zijn last op het opgehoogde gedeelte gelost.
Toen waren ook de gracht om de tuin en de vijver in het midden klaar. De excavateur zou nog een paar dagen op het terrein aan de andere kant van de Middegaalse pad blijven werken.
Op 19 december 1923, precies om 15.00 uur, staakte de machine zijn werk definitief. De sneeuwvlokken dwarrelden naar beneden, zodat verder werken ook onmogelijk was geweest.
Intussen was de aanplant van de tuin al begonnen. In Zuid-Duitsland (vanwege de lage koers van de Mark) was een wagonlading bomen en heesters gekocht. Martinus Klerks, tuinbouwkundige uit Druten, verzorgde de aanplant. Op 9 november 1923 plantte algemeen overste Zuster Isidora de eerste boom, een plataan. Begin zomer 1924 was de hele aanplant voltooid, het gras ingezaaid en de moestuin aangelegd. Dat was ook het moment om een beeld van Franciscus te plaatsen, naar wie de tuin zou gaan heten, en een beeld van Maria.
Alle dochterhuizen van de congegratie hadden bijgedragen in de kosten van de beplanting, waardoor elk huis als het ware vertegenwoordigd was in een boom of een struik. In de jaren negentig heeft de Veghelse Monumentencommissie zich heftig verzet tegen plannen de tuin te gaan gebruiken voor een deel van het ziekenhuis.
Die plannen zijn toen niet (althans niet in zijn geheel) doorgegaan, maar er was in het begin van de 21e eeuw wel veel van de structuur verloren gegaan en er was sprake van verval. In 2006 is een begin gemaakt met de reconstructie van een deel van de tuin.
Dit verhaal is gebaseerd op een artikel door Zr. Josepho Manders, “Hoe de Zusters hun tuin aanlegden: onstaan van de Franciscushof”, verschenen in Van Vehchele tot Veghel 25 (2006), nr. 87, p. 13-16.
Reactie toevoegen