Nadat de familie d’Ursel het aanwezige meubilair, de boeken en het archief had meegenomen naar Brussel, bood ze het kasteel in 1901 aan als verblijfplaats voor 24 Ongeschoeide Karmelietessen die uit Moulins (Frankrijk) waren verjaagd.
Na de bouw van een rectoraatswoning in 1902 werd in 1906 tegen de oostzijde van het kasteel een witte kapel gebouwd. De kapel was boven de gracht uitgebouwd en van buitenaf toegankelijk via een loopbrug. De witte verf is later verwijderd. In februari 1920 keerden de zusters terug naar Frankrijk, waar het toen weer veilig voor hen was. Daarna heeft het kasteel vier jaar leeg gestaan.
In 1924 is het verkocht aan de heer Suringar, die het ter beschikking stelde aan zijn wat excentrieke zuster Rolina. Na haar plotselinge dood werd het kasteel in 1935 voor fl. 15.000,- aangekocht door de gemeente Dussen.
Bij de restauratie in 1940 is de slotkapel afgebroken omdat men deze aanbouw niet vond passen bij een middeleeuws kasteel. In 2003 kwam het kasteel in bezit van NV Monumenten Fonds Brabant.
Het oorspronkelijke kasteel telt drie vleugels rond een binnenplaats met galerij. De zusters veranderden de grote tuin vanaf 1901, zodat iedere zuster een eigen tuintje had.
Bron: J. Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant, Alphen aan de Maas 2010
Reactie toevoegen