Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

“Het werd eigenlijk als cadeau gegeven”: Internaten als liefdadigheidsinstellingen

Halverwege de twintigste eeuw was de Nederlandse samenleving een stuk minder mobiel dan vandaag de dag. Voor veel arme gezinnen was studeren simpelweg te duur. Zeker voor katholieke Brabantse gezinnen die bekend stonden om hun grote aantal kinderen. Gelukkig stond de provincie vol met internaten en veel van deze instellingen waren bereid om een deel van de kosten op zich te nemen.


Glas-in-lood-raam van de Saint Vincent de Paul kerk in de Verenigde Staten (Wikimedia, Creative Commons)

Franciscanessen van Veghel

Een van de scholen waar rekening gehouden werd met het inkomen van de ouders van een kind was het internaat van de franciscanessen in Veghel. Jeanne Eikelenboom kwam naar dit internaat in 1960. Haar moeder was weduwe en had zes kinderen om voor te zorgen. “Ze had gewoon geen geld, dus het werd eigenlijk als cadeau gegeven”, vertelt ze over de bekostiging van het internaat, “Ze moest wel wat betalen van onkosten, maar echt internaatgeld hoefde ze niet te betalen”.

Destijds had Jeanne het niet door, maar achteraf gezien is ze van mening dat ze toch wel dankbaar had moeten zijn dat de franciscanessen haar een plek op het internaat gaven. Ondanks dat het gezin weinig geld had, kon niet alleen zij, maar ook haar oudere zus naar dit internaat. Haar broer kon naar een internaat van de Paters van de Heilige Geest. “Mijn moeder deed haar best natuurlijk om ons allemaal te laten studeren, maar als dat allemaal uit de huishoudportemonnee moest, ging dat gewoon niet”, vertelt ze.

Ondanks dat Mevrouw Eikelenboom zich netjes aan de regels van het internaat probeerde te houden, lukte dit niet altijd. In 1963 begonnen ook haar studieresultaten achteruit te gaan. Dat was het punt dat ze van het internaat werd afgestuurd. Ze had een vriendin wiens ouders wel het volledige schoolgeld betaalden. “Dat was nogal een wilde”, vertelt ze, “Ze durfde veel meer dan ik en gooide met gehaktballen door de refter heen”. Ondanks dat haar vriendin meer streken uithaalde, werd zij nooit van het internaat gestuurd.  Jeanne heeft daardoor het idee dat ze anders behandeld werd omdat zij er op de liefdadigheid van de nonnen zat.


Jeanne Eikelenboom (rechts) met haar vriendin Riki van de Boom (links). (Foto met dank aan Jeanne Eikelenboom)

Kruisheren in Uden

De Kruisheren in Uden lijken ook een soortgelijk systeem te hebben gehad. Ook hier werden waarschijnlijk kinderen aangenomen waarvan de ouders niet het volledige kostschoolgeld konden betalen. Geert Gunneweg zat hier in de periode 1963-1969. “Uden was eigenlijk een hele gewone dwars-door-de-wei-school”, vertelt hij. Er zaten kinderen uit boerengezinnen, van kleine zelfstandige ondernemers en van artsen. Dat laatste was het beroep van zijn eigen vader, dus hijzelf heeft nooit korting gekregen. Hij kan niet met zekerheid zeggen dat dit zo was, maar het zou wel een logische verklaring zijn voor de diversiteit van de leerlingen.

“Volgens mij waren die kruisheren op zichzelf redelijk schappelijk”, vertelt Gunneweg, “Zeker naarmate de jaren vorderden”. Een reden hiervoor zou volgens hem kunnen zijn dat het internaat steeds minder interne leerlingen trok. Hierdoor liep het internaat leeg. “Ze hadden natuurlijk wel behoefte om die school zo veel mogelijk rendabel te laten zijn, dus om kinderen aan te trekken werden kortingen gegeven, maar dat weet ik niet precies”. Of de korting uit liefdadigheid was of uit zelfbehoud durft hij dan ook niet te zeggen.


Voorgevel van het College van het Heilige Kruis in Uden, 1965-1967 (foto met dank aan Peter van Gerwen)

De Zusters van JMJ in Lithoijen

Loes Kreft woonde bij haar aleenstaande moeder toen de Tweede Wereldoorlog begon. Haar heeroom was van mening dat ze beter naar een internaat zou kunnen gaan. Om deze reden kwam Loes terecht op het internaat van de Zusters van JMJ in Engelen. In 1942 werd dit gebouw echter in gebruik genomen door andere zusters omdat hun moederhuis in Den Bosch werd gevorderd door de Duitsers.

Hierna was ze weer een korte periode bij haar moeder in Nijmegen, waar ze nog een tijd in een bunker verbleef. Ze werd destijds getroffen door geelzucht en toen haar heeroom daar kennis van nam, zocht en vond hij bij de Zusters van JMJ een nieuw onderkomen voor Loes. Dat onderkomen was een internaat in Lithoijen. Loes verbleef daar als enige, samen met twee andere meisjes die zusjes van elkaar waren. De rest van de leerlingen was namelijk vanwege de oorlog naar huis gestuurd.

Net als de moeder van Loes, was de moeder van deze zusjes alleenstaand en financieel niet in staat om goed voor haar kinderen te zorgen. “Dat was de reden dat die twee meisjes daar op kostschool zaten, dus toen zaten we daar met z’n drieën. Daar heb ik van februari tot en met mei gezeten, tot de oorlog over was”, vertelt Loes. Al was ze bang van de bommen die overvlogen, ze genas daar wel van haar geelzucht. Ook kon ze als een van de weinige kinderen gewoon blijven leren tijdens de oorlog, aangezien de lessen gewoon doorgingen voor de drie meiden die er nog waren.

Katholieke internaten hebben een positieve invloed gehad op de kansen die kinderen met een sociaaleconomische achterstand kregen. Voor veel van deze mensen betekende een toelating op een internaat, zeker voor niets of met korting, de enige kans om een degelijke opleiding te kunnen volgen.


Klooster van JMJ in Lithoijen (datum onbekend)

Heb jij ook op een internaat gezeten, al dan niet dankzij liefdadigheid? Laat het ons weten! Wij zijn altijd benieuwd naar meer kostschoolervaringen. Foto's zijn ook welkom en kunnen worden verzonden naar internaten@bhic.nl

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.