Broodmaaltijden op internaten waren vaak niet zo veel anders als vandaag de dag. Vaak was er gewoon brood met margarine of boter en beleg zoals jam en pindakaas. Veel vrouwen die bij de Fransicanessen in Etten verbleven ('t Withof / Sint Jozef en San Francesco) blijken zich nog 'kroet' (ook wel geschreven als 'crout' of 'croutte') te herinneren. Een naam die ze gaven aan korsten van brood besmeerd met boter, vaak met een snee brood ertegenaan. Deze korsten werden vaak in de middag na school gegeten, bij de thee. Ondanks dat het een simpele hap was, kijken verschillende leerlingen van toen toch positief terug op deze middagsnack.
Een ander standaard onderdeel van het dieet op internaten waren verschillende soorten pappen. Standaard pappen zoals griesmeel- en rijstepap worden vaak genoemd door oud-kostschoolleerlingen. Op het Sint Theresia Missiehuis, later bekend geworden als Internaat Stapelen, kregen de leerlingen echter ook een pap voorgeschoteld die al gauw de naam ‘lulletjespap’ kreeg. Het is niet bekend wat er precies in zat. Wel zagen de jongens er zo nu en dan een stukje macaroni in drijven, wat de aparte benaming van het gerecht verklaart.
Voor de warme maaltijd werden er regelmatig inmiddels vergeten gerechten voorgeschoteld. Zo weet een oud-leerling van het meisjesinternaat Mariënburg in Den Bosch zich nog ‘stokvisstamppot’ te herinneren. Een simpele stamppot gemaakt met aardappelen en uitgedroogde vis. En als dit gekookt werd dan stonk de hele verdieping van de eetzaal ernaar. Met als gevolg dat eigenlijk niemand nog trek had in deze maaltijd.
Bij verschillende internaten weten mensen zich nog een maaltijd te herinneren genaamd ‘filosoof’. Dit was een stoofpot, vaak gemaakt van vlees dat over was van de dagen ervoor. Het wordt door sommige oud-leerlingen vergeleken met de jachtschotel zoals we deze nu nog steeds kennen. Dit lijkt een van de populairdere maaltijden te zijn geweest op veel internaten.
Pudding is een toetje dat ook terugkomt bij verschillende internaten. Het betrof vaak een kookpudding, waar dan een dik vel op zat. Aan dit dikke vel hebben de meeste mensen die dit toetje benoemen geen goede herinneringen. Het toetje, wat eigenlijk een lekkernij hoort te zijn, was voor veel leerlingen daardoor eerder een straf. Leerlingen van het pensionaat 't Withof in Etten kregen soms een toetje in de vorm van een ‘schoenlapperstaart’ en dit dessert werd zeer gewaardeerd. Deze lekkernij was vooral in de zeventiende eeuw populair, maar ook tot ver in de twintigste eeuw werd er nog volop van gegeten.
Op internaten was het gewoon 'eten wat de pot schaft'. Lustte je het niet, dan had je pech. In veel gevallen werd het eten dat je niet opat, de volgende maaltijd weer voor je neus gezet. En als het de eerste keer warm al niet lekker was, dan was het de tweede keer (inmiddels afgekoeld en oud) natuurlijk al helemaal niet meer te eten. Er zijn dan ook veel verhalen bekend van leerlingen die het eten dat ze niet lustten probeerden weg te moffelen onder hun kleding om het na de maaltijd door de wc te spoelen. Deze noodgedwongen vindingrijkheid komen we ook tegen in de verhalen over Pensionaat Mariëngaarde in Aarle-Rixtel. De zusters daar hadden echter een slimme oplossing bedacht. Ze haalden alle klinken van de toiletdeuren en plaatsten deze pas een uur later, nadat etenstijd in de refter erop zat, weer terug.
Heb jij nog op kostschool gezeten en levendige herinneringen aan het eten daar, positief of negatief, laat het ons dan weten! Reageer hieronder en deel jouw ervaringen. En wil je deze ‘vergeten maaltijden' zelf eens proberen: op het internet zijn recepten van onder meer stokvisstamppot, filosoof en schoenlapperstaart nog altijd te vinden.
Reactie toevoegen