Eerste lichting Mulo
Ik kwam op kostschool vanwege familieomstandigheden. Mijn vader is in 1961 overleden, toen ik elf jaar was en ik in de zesde klas, tegenwoordig groep 8, van de lagere school zat. Hij was oprichter/directeur van textielfabriek Mutsaers & van Poppel, kortweg M+P in Tilburg, onze woonplaats destijds. Mijn moeder stond er vanaf dat moment alleen voor met vijf kinderen, variërend in leeftijd van 11-23 jaar. En dan was er natuurlijk nog de zaak. Dit alles, opgeteld bij het feit dat ik een nogal druk baasje was, was voor externe pedagogische deskundigen reden om mijn moeder te adviseren haar jongste kind op kostschool te doen. Het Canisius in Nijmegen viel af omdat ik dan alleen maar met de vakanties thuis mocht zijn. Dat vond mijn moeder een verschrikkelijke gedachte. Dus het werd De Ruwenberg, waar je elk weekend naar huis mocht, als je tenminste geen straf had. Dat overkwam mij nogal eens ‘n keer om uiteenlopende redenen, maar daarover later meer.
In 1962 startte De Ruwenberg met een MULO-opleiding en wij waren de eerste lichting. Wij begonnen dus met de eerste, eerste klas, en wel op Cour Moyenne. We werden de eerste tweede klas etc. etc. op Cour Superior. Daar heb ik dus de meeste tijd doorgebracht.
Wat ik me nog herinner uit deze tijd van grote gebeurtenissen buiten het internaat, was bijvoorbeeld dat Reinier Paping in de winter van '62-'63 de Elfstedentocht won. Maar nog meer indruk maakte natuurlijk de moord op president Kennedy. Ook het overlijden en met name de begrafenis van bisschop Bekkers staat me nog goed bij. De stoet kwam vanuit Den Bosch naar Sint-Oedenrode namelijk door Sint-Michielsgestel en wij moesten natuurlijk kijken.
Schaatsen op de ondergespoten speelplaats
Het leren ging mij best goed af, vooral ook vanwege een goed geheugen, en dat was waarschijnlijk ook de reden dat ik mee mocht doen aan de toneelspelen. Mijn tekst kende ik namelijk vrij snel van buiten. Het waren geweldige avonden, want mijn moeder zat samen met mijn jongste zusje in de zaal, op een doordeweekse dag. Fantastisch vond ik dat.
Op hetzelfde podium hebben we Sandra Reemer, die toen in Gestel woonde, ook nog zien optreden. Ook keken we in die zaal naar films, als er niet gesport of gewandeld kon worden.
Aan sporten totaal geen gebrek, integendeel en ik vond het prima. Liggen daar mijn wortels voor mijn latere beroep, docent Lichamelijke Opvoeding? Er werd natuurlijk gevoetbald, getennist, niet te vergeten gebiljart en er werden tafeltennistoernooien gehouden. Uren heb ik aan de biljarttafels gestaan. Er werden ook hockeytrainingen georganiseerd voor belangstellenden en daar hoorde ik ook bij. Die trainingen werden gegeven door Henk van der Loo, van wie ik later op de sportacademie nog les heb gehad. We speelden wedstrijdjes tegen teams van Hockeyclub Den Bosch. Later ben ik erachter gekomen dat Wim van Heumen, ook docent op de academie, gymnastiekles op De Ruwenberg heeft gegeven. Wij kregen gym van meneer Smeets(?) uit Oss als ik me niet vergis. En ’s winters werd er op de ondergespoten speelplaats geschaatst en af en toe op ondergelopen weilanden in de buurt. Gezwommen werd er op Zegenwerp. Dat zwembad bestaat nog, want ik kom er op mijn racefiets nog regelmatig langs, net als De Ruwenberg natuurlijk. Ik ben er trouwens ook nog geweest, bewapend met een fototoestel, vlak voordat het gebouw gesloopt werd. Jeugdsentiment opsnuiven noemde ik dat.
Er werd ook een beroep gedaan op ons creatief talent, voor zover aanwezig... Ik denk aan fineren, (dienblad met vlinders, winterlandschappen, dorpsgezichten etc. etc.) en mozaïeken maken met kleine steentjes.
"Als het dan toch moet, maak er dan maar wat van"
Maar we zaten er natuurlijk op de eerst plaats op school. Daar wisten de fraters wel weg mee. Lessen volgen en na afloop van de lessen even pauze en dan onder het strenge toezicht van een sigaren rokende en kranten lezende frater je huiswerk maken van 16.30 tot 17.30 Na het avondeten weer even vrij om dan om 19.00 uur weer naar de huiswerkruimte te gaan tot 20.00 uur. Dit schema heb ik mijn hele studietijd aangehouden, later ook op de HBS in Tilburg en eveneens op de KALO, ook in Tilburg. Ik woonde thuis bij mijn moeder op kamers zei ik altijd, want ik had geen behoefte om op kamers te gaan. Mijn twee broers en twee zussen waren inmiddels getrouwd en het huis uit.
De structuur, discipline en regelmaat die er heersten waren achteraf gezien heel erg goed voor mij. Ik heb er trouwens vier prima jaren gehad onder het motto: “Als het dan toch moet, maak er dan maar wat van”. Dit gold ook voor mijn militaire dienst, waarvoor ik na de HBS opgeroepen werd, ondanks dat ik de derde zoon was. Mijn oudste broer had namelijk vrijstelling gekregen om de zaak te kunnen gaan leiden als afgestudeerd econoom. Dat was voor mijn tweede broer dus niet het geval. Maar hij was het wel die, samen met mijn moeder die geen rijbewijs had, mij op zaterdag op kwam halen en op zondag weer terug brengen. En dat vier jaar lang!!!
De Puch, de pony en andere herinneringen
Wat staat me uit de kostschooltijd nog meer bij, in willekeurige volgorde:
- Er was een jongen uit Gemonde die op zijn IJslandse pony naar school kwam. Dat beestje stond de hele week tussen de voetbalvelden en De Dommel te grazen.
- ’n Jongen uit Breda kwam op zijn Puch, model buikschuiver dus niet met het karakteristieke hoge stuur. (Hij was fan van The Golden Earrings, die toen doorbraken met That Day).
- Ari Luyben uit Vlijmen, met wie ik bevriend was, had wel het populaire model Puch, ’n witte met hoog stuur. Ik had er later, toen ik 16 werd, zelf ook een, met o.a. een zgn. Telstar-stuur. Ik kwam er af en toe ook mee naar De Ruwenberg.
- Tiny Brrouwers uit Heesbeen, bij Heusden, (thuis een boomgaard?) die fan was van The Surpremes en The Kinks.
- Opkomst van de beatmuziek, mede door The Beatles, waar ik een groot fan van was en nog steeds ben.
- We moesten vaak de voetbalvelden schoonmaken als er in het weekend kleiduiven schieten was geweest.
- Ik hield met Jeffie Schmit, uit Vught, altijd wedstrijdjes wie het snelste zijn bed kon opmaken.
- Als we een gekookt eitje kregen, dan was dat koud, maar we legden het in de thee zodat het wat warmer werd.
- Heel soms kregen we op woensdagmiddag door de fraters zelfgemaakt ijs.
- Kees (?) Koeleman, van de conservenfabriek uit Ter Aar verkocht chocolade Koetjesrepen en potten piccalilly. Die zette ik in ons klaslokaal in mijn kastje met klepdeksel. Als de frater niet keek, gauw de klep omhoog en mijn vinger in de pot en piccalilly likken. Aan het einde van de dag was mijn vinger geel!
- Ik schopte vaak de bal expres over de muur. Dan ging ik niet alleen de bal halen, maar rende over het hoofdveld van het voetbal en door de struiken naar het hek aan de straat. Iets verder stond op een hoek ’n frietkraam (Jozef van der Donk ????) waar ik dan een frietje kocht. Zo snel als ik kon weer terug, en op het toilet het frietje opeten.
- We kregen wiskunde, niet van een frater, maar van meneer Overbeek uit Gestel.
- De frater die ons Engels gaf, Enhelmundo (?), had zijn eigen methode geschreven.
- Van de frater die ons Duits gaf, moesten we de boekjes min of meer van buiten leren: Kai aus der Kiste en Meine Schuhe sind gestohlen om enkele titels te noemen.
- We kregen elk jaar een boek met als titel: Toen ik op De Ruwenberg was... Ik heb alleen het boek van 1962-1963 nog. Ik mis helaas ‘63-’64, ‘64-‘65 en ‘65-’66.
(Heeft iemand ze nog en wil die ze kwijt dan houd ik mij van harte aanbevolen!)
- Enkele andere namen dan die ik reeds genoemd heb en die me te binnen schieten, zijn: Gerard van Poppel, een achterneef uit Venlo, Ed Bierens, Jan Smarius en Joop Koch (allen uit Tilburg), Pieter Heesters (Oosterhout), Adri van Spreuwel (Eindhoven), ?? Paardekooper (Noordwijk?), Frank Raaymakers, Tonnie van der Burgt (Peugeot-garage uit Oss), Berrie van Hees (vader café-eigenaar uit Nijmegen) Johnnie Snijders (kon goed biljarten), Pieter Bär (Amsterdam), Emiel Driessen (Veghel, ging op woensdagmiddag paardrijden bij Manege Hemelrijk).
Voor straf niet naar huis
Ik zou nog terugkomen op de keren dat ik voor straf in het weekend niet naar huis mocht. Wat ik allemaal uitgespookt heb weet ik eigenlijk niet meer, maar die ene keer vergeet ik nooit. Ik was zestien, had een witte Puch met hoog stuur en een vriendinnetje, Brigitte. Haar naam prijkte op het gele verzekeringsplaatje voor op het spatbord van mijn brommer. In mijn vriendengroep uit Tilburg zat toen ook Hans Mombers uit Loon op Zand, met wie ik in de zesde klas van de basisschool zat en die ik later op De Ruwenberg ook weer tegenkwam. Hij had het daar echter zo gezien. Maar hij had wel een goed idee: Hij zou op een woensdagmiddag met “mijn Brigitte” als “zijn vriendin” op bezoek komen. Eigenlijk moest ik met de wandeling mee, maar hoefde dat niet omdat ik gezegd had dat ik bezoek kreeg. Ik zei er natuurlijk niet bij van wie. Jullie begrijpen het natuurlijk al. De fraters lieten zich door mij natuurlijk niet voor de gek houden en ik zat weer een weekend binnen. Die strafweekenden werden echter een beetje ingekort. Mijn moeder en broer kwamen namelijk op zondagochtend op bezoek, we gingen naar huis en ’s avonds kwam ik weer terug. Verder nooit iets over gehoord.
Brigitte had overigens wel iets leuks gevonden om met mij doordeweeks te communiceren. Bekend was dat brieven, zelfs die van thuis, door de fraters geopend werden. Dus dat was geen optie. Wat deed ze nu: ze schreef haar briefjes op vloeipapiertjes, vouwde die dubbel en plakte die onder de postzegel. Dit is gelukkig nooit ontdekt.
Een mooie tijd waar ik regelmatig aan terugdenk
Al met al, zoals gezegd, een mooie tijd gehad waar ik tegenwoordig nog regelmatig aan terugdenk. Wat is namelijk het geval: Ik rijd wekelijks met een oud-leerling van De Ruwenberg, René Welschen - die er al vanaf was toen ik erop kwam - met zijn pony op de koets door de bossen in mijn woonplaats Helvoirt. Mooie herinneringen komen dan boven.
Hopelijk heb ik met mijn verhaal duidelijk gemaakt hoe ik die tijd beleefd heb en misschien komen anderen nu ook op het idee om hun verhaal wat uitgebreider te delen.
Met vriendelijke groeten,
Ton van Poppel
Reactie toevoegen