Dat het een priesteropleiding was maakte geen indruk. Met dat soort hogere doelen in het leven hield ik me op die heerlijk naïeve leeftijd niet bezig. Ik wilde sporten, biljarten, in de winter schaatsen op de koer, op kamp in de zomer, Latijn en Grieks leren. Ik vond het prachtig.
In mijn eerste jaar was ik een bedeesd en braaf jongetje dat zich uitstekend aanpaste aan de heersende mores. En mores leerden die paters ons wel! Het was behoorlijk streng, maar als je de onderdrukking deelt met zoveel jongens, valt het allemaal best mee. In mijn tweede jaar veranderde ik in een kereltje dat de grenzen opzocht. Niet langer waren de muren met ingemetselde glasscherven en drie naar binnen gekeerde prikkeldraden genoeg om mij gevangen te houden. Toen ik binnenkwam, was het college een klein paradijs. Zoals Adam zich liet verleiden door Eva, zo liet ik me verleiden door de wereld buiten de muren van de school.
De eerste keer dat ik de vrijheid opzocht klom ik achter op de koer over de met ijzeren punten uitgeruste poort, die slechts openging als we op het voetbalveldje gymles hadden van Tom Prosee, van wie ik heb leren speerwerpen zonder speer en polsstokhoogspringen zonder polsstok, vanwege de risico’s. Ik heb die klimpartij er goed vanaf gebracht: heb nog drie kinderen verwekt, niet als priester natuurlijk, maar als afvallige. Ik ben naar de frituur van Klotz gelopen heb voor een kwartje friet en een stuiver mayonaise gekocht. Da’s andere klets dan die tot snot gekookte aardappelen uit het internaat. Maar vooral deze verzetsdaad bepaalde de smaak van mijn patatje. Toen ik terug klom over de poort – weer zonder kleerscheuren en klootverliezen – stonden vriendjes mij op te wachten. De lof die ik oogstte smaakte naar meer.
Ik had al eens over de muur van onze cour gekeken en zag dan de prachtige kloostertuin van de paters. Er waren bloemen, groenten en een boomgaard. Wat waren die appeltjes verleidelijk! Ik snap best dat Eva verlangend naar die bellefleuren keek in De Hof van Eden. Adam keek liever naar Eva’s bellefleuren, maar dat terzijde. De slang die haar verleidde waren gewoon haar eigen (verboden) verlangens. En zo was het ook voor mij. Met een compagnon en twee weekendtassen klommen we na het avondmaal en de verplichte studie over de muur van onze koer. We hebben onze tassen vol geplukt. Missie geslaagd.
Maar….wat doe je met misschien wel veertig kilo appels? Die kun je niet zelf opeten, toch? We deelden de buit met onze vriendjes, die we oplegden er met geen woord over te spreken. Zo ver, zo goed. Weer een succesvolle daad van verzet tegen de beperkingen van het systeem.
Ergens is het fout gegaan. Waarschijnlijk hebben we een aantal klassieke fouten gemaakt. Ten eerste is het verbod om met wie dan ook te communiceren over zo’n heldhaftige verzetsdaad vragen om problemen. Op de tweede plaats hebben we veel te veel appels uitgedeeld, terwijl we nooit zoveel appels konden bezitten als giften van onze ouders. Misschien ook zagen de paters dat er verrassend veel appels verdwenen waren. Het kan ook nog zo zijn, dat onze chambrettes, slaaphokjes van triplex zonder plafond en een gordijntje om nog enige privacy te hebben, sterk begonnen te ruiken naar overrijpe appels. Wisten wij veel.
Naast enkele andere “vergrijpen” tegen het bewind heeft deze actie er mede voor gezorgd dat ik uit “De Hof van Eden” - voor mij steeds meer een gevangenis - ben verjaagd. De uitdrijving was verschrikkelijk, maar uiteindelijk mijn bevrijding.
Reactie toevoegen