Pensionaat Onze Lieve Vrouw van Lourdes in Engelen
Loes begreep niet waarom ze naar het internaat moest tot dat haar heeroom haar op schoot nam en vertelde dat haar moeder niet in staat was om goed voor haar te zorgen. Loes was slechts vijf jaar oud toen ze in 1940 vertrok naar het pensionaat Onze Lieve Vrouw van Lourdes in Engelen, een kostschool van de Zusters van Jezus, Maria, Jozef (JMJ). Dit kwam omdat ze naar eigen zeggen een ongewenst kind was en haar moeder er alleen voor stond in de opvoeding. Om haar toch kansen te bieden, werd besloten dat een internaat de beste plek voor haar was.
Aangezien ze nog maar vijf jaar oud was, kon ze nog niet naar de eerste klas van de lagere school. Hierdoor zat ze het eerste jaar, dag-in-dag-uit, bij een zuster die de kantenrandjes onder de hoofdkappen van de zusters maakte. “Want wat moesten ze met mij? Ik kon nog niet naar de eerste klas en er was geen kleuterschool. Ze moesten me zoethouden natuurlijk”, vertelt ze.
Wat Loes nog het beste is bijgebleven van het begin van de oorlog, is dat ze een tijd lang niet op de chambrettes sliep. Waarschijnlijk vanwege de veiligheid, moesten zij en de kinderen van de eerste klas naar een spreekkamer. Daar sliepen ze op de grond onder toezicht van een zuster. Erg vond ze dit niet. “Dat was een feestje voor ons. We deden natuurlijk niks anders dan dingen die niet mochten. Zakdoeken naar elkaar gooien, je kent dat wel”.
Over het algemeen vond Loes het geen leuke tijd op het internaat. Het regime was strikt en ze karakteriseert haar jeugd als ‘liefdeloos’. “Nooit eens een pluim. Altijd afbreken, snap je wat ik bedoel?”, zegt ze, “Natuurlijk waren er ook een paar bij die je wel vertrouwde, maar over het algemeen was het heel afstandelijk”. Ze vertelt verder: “Ze waren keihard en ze vernederden je zeker. Als je als kind een nacht in je bed had geplast, dan moest iedereen het weten. Wat ze ook deden: kinderen wakker maken voordat ze zelf gingen slapen. Dan duwden ze je gewoon kopje onder in dat water om maar zo gauw mogelijk wakker te worden. Ze pakten je niet met fluwelen handschoentjes aan”.
Schippersinternaat in Lithoijen
In 1942 moest Loes naar een ander internaat, in Lithoijen. Nadat de Duitsers het moederhuis van de Zusters van JMJ in Den Bosch hadden gevorderd, zochten deze zusters een nieuw onderkomen en zij vonden dat in Engelen, waar de kinderen van het internaat plaats voor hen maakten. Ook Loes moest vertrekken. Haar nieuwe onderkomen werd een internaat in Lithoijen, dat onder de hoede stond van de zusters Franciscanessen van Veghel.
Haar leven werd er vervolgens niet plezieriger op. Op het internaat in Lithoijen, oorspronkelijk bedoeld voor schipperskinderen, was het regime streng, het eten matig en de hygiëne slecht. Het haar van de internen werd bijvoorbeeld maar heel zelden gewassen. “Dat was helemaal belachelijk. Dan zetten de zusters een grote teil met koud water op de binnenplaats, op het speelplaatsje. Dan werd ons haar ingesopt. Dan heb ik het over vijfendertig kinderen. En dan met die kop van ons allemaal in die grote emmer”, vertelt ze. Als je als laatste aan de beurt was, had je dus pech.
Aan het einde van de oorlog sloot het internaat in Lithoijen de deuren. Hierop vertrok Loes naar haar moeder in Nijmegen, waar ze een tijd lang in een bunker verbleef. Hier werd ze erg ziek. Toen haar heeroom een bezoek bracht, schrok hij ervan hoe ze eruit zag. Aangezien hij nog al invloed had binnen de katholieke kerk als bisschoppelijk adviseur van kerkenbouw, zorgde hij ervoor dat ze toch weer terug kon naar het internaat in Lithoijen. De rest van de oorlog verbleef ze daar met twee andere meisjes, zusjes van elkaar, die ook niet de mogelijkheid hadden om naar huis te gaan.
De drie meisjes kregen als enigen nog wél les op het internaat. Ook alle zusters bleven daar de hele oorlog wonen. Dit had als voordeel dat de meisjes als een van de weinigen het schooljaar niet opnieuw hoefden te doen. Wel waren ze erg angstig voor de V-1 en V-2 bommen die overvlogen. “Dat waren op zichzelf staande projectielen”, vertelt ze, “Die werden afgevuurd en zolang die motor bleef gaan, bleven ze wel in de lucht, maar als de motor stil viel, ging hij vallen”.
"Wie ik nu ben, ben ik toch dankzij jou"
Ook het internaat in Lithoijen zou niet het laatste zijn waar Loes verbleef. In 1947 vertrok ze naar het Pensionaat Sint Anna in Boxtel, ook wel bekend als Duinendaal, van de Zusters van JMJ. Haar mulo-opleiding zou ze afmaken op internaten in Den Haag en in Amsterdam. Al heeft ze een liefdeloze jeugd gekend op de internaten, ze is haar heeroom tóch dankbaar dat hij haar naar deze instellingen heeft gestuurd. Als kind had ze het niet door, maar achteraf denkt ze: “Wie ik nu ben, ben ik toch dankzij jou”. Ze is zelfstandig geworden en heeft een goede opleiding genoten. “Anders was dat allemaal misschien niet geweest”, besluit ze.
Reactie toevoegen