Van daaraf vertrekt het gezelschap onder leiding van pastoor Suijs per boot naar Katwijk. Maar daar was eerst nog de kerkgang om half acht aan vooraf gegaan voor het ontvangen van de heilige communie. Dan naar huis om brood te eten en zich klaar te maken voor de reis. Als de boten van Janssen in zicht komen, gaat er een algeheel gejuich op. Het zijn altijd twee boten: een voor de mannen en een voor de vrouwen, want daar was pastoor Suijs heel strikt in.
Op de vrouwenboot worden de bruidjes aangekleed voor de processie; de vaandels en sjerpen gaan mee op de mannenboot. De reis duurt een uur en is gevuld met het bidden van rozenhoedjes, afgewisseld met het zingen van Marialiedjes zoals Maria te minnen, Wij groeten U, o Koningin en Wees gegroet, o Sterre der zee.
In Katwijk gaan de bedevaartgangers in processie en onder het bidden van opnieuw het rozenkransgebed naar de kerk, waar om half elf een plechtige heilige mis begint. Een mis met drie heren, die maar liefst anderhalf uur duurt. Dan is er tijd voor ontspanning: de meegebrachte boterhammen van thuis gaan er goed in en het koffie drinken in een van de cafés verhoogt de gezelligheid nog verder. Toch vergeet niemand waarvoor hij eigenlijk hier is. De een steekt een kaars op bij de Lourdesgrot van Maria en bidt het daarbij behorende schietgebedje, terwijl een ander zich laat verleiden tot het kopen van een souvenir van O.L Vrouw.
Om 14.00 uur is het Lof in de kerk, gevolgd door een predicatie bij de grot met een laatste Marialied ter afsluiting. Omdat de boten nu stroomafwaarts varen, duurt de tocht wat korter, maar ook nu is het aan boord rozenhoedje bidden en Marialiederen zingen.
En zo gaat het elk jaar, op die ene keer na. De boten kunnen niet naar de kant vanwege de lage waterstand. Na overleg besluiten de kapiteins om verderop de boten te keren en aan de overkant aan te meren. Van hieruit kan iedereen dan per veerboot overvaren naar Katwijk. Niets aan de hand zou je zeggen, maar dat is buiten pastoor Suijs gerekend: eerst de vrouwen overvaren en dan de mannen, apart dus! Maar daar denkt de veerman heel anders over.
De pont is weliswaar niet groot, maar iedereen kan tegelijkertijd mee, is zijn opvatting. Overbodig varen is tegen de wet, laat hij weten. En hoe pastoor Suijs ook aandringt op een gescheiden overtocht, de veerbaas houdt voet bij stuk. Uiteindelijk bindt de pastoor in en bedenkt tot veel leedvermaak van de aanwezigen een oplossing waarbij hij de vrouwen naar de voorkant van de pont dirigeert en de mannen naar het achterste deel. Om vermenging te voorkomen, gaat de pastoor pontificaal in het midden staan en zwaait met zijn paraplu heen en weer om de groepen apart te houden.
Bron: aantekeningen van Thea Verstegen over wat haar moeder haar vertelde over de periode dat ze in Reek woonde (1902-1912).
Reactie toevoegen