Een grote hel
In een eerste gesprek met een anonieme oud-leerling, wordt al snel duidelijk dat hij weinig goede herinneringen heeft aan De Ruwenberg. Hij werd tegen zijn zin naar dit internaat gestuurd, omdat hij te afhankelijk zou zijn geworden van zijn moeder, nadat hij bijna drie maanden met beide armen in het gips had gezeten. Dit was in de vijfde klas van de lagere school.
“Dat jaar is voor mij gewoon een grote hel geweest”, vertelt de oud-leerling. Hij had grote moeite om zich aan te passen aan het strikte regime. Wanneer hij woensdagmiddag en in de weekeindes naar huis mocht, wilde hij dan ook nooit terug naar het internaat. Maar ook al vond hij het zo vreselijk daar, hij maakte het jaar af. “Je blijft er dan toch. Je moest er wel blijven zitten om toch te proberen van dat, zoals ze dat noemde, dat moedersyndroom af te komen”, zegt hij.
Na het vijfde jaar mocht hij gelukkig toch van het internaat af. “Ze zagen toch wel dat het niet het effect had, dat ze beoogd hadden”, zegt hij, “dus het had verder geen zin om mij daar nog een jaar op te laten zitten”. Alle rapporten, foto’s en puntenkaarten heeft hij weggedaan om zo min mogelijk aan deze tijd te worden herinnerd.
Enkele jaren geleden, lang na de sluiting van het internaat, was de oud-leerling opnieuw terug in het gebouw voor een feest van zijn nicht. Deze dag viel hem erg zwaar. “Ik heb daar de hele avond als een zombie rondgelopen”, vertelt hij. “Ik ben thuisgekomen en ik denk dat ik toen, toen is er een kraan opengegaan en ik denk dat ik wel anderhalf uur op het randje van mijn bed heb zitten huilen”. Ook al was deze dag moeilijk voor hem, het heeft hem wel geholpen bij zijn mentale verwerking.
Zeven jaar was te lang
Een andere oud-leerling, Ben Boelens, vond het veel minder erg op het internaat. Nadat hij een lange periode aan tuberculose had geleden, had hij een onderwijsachterstand, die op het internaat moest worden ingehaald. Hij zou maar liefst zeven jaar op De Ruwenberg doorbrengen en daar slagen aan de handelsschool .
Wat Ben wel raar vond, was de Christelijke handelsfilosofie. Handelsgeest werd uiteraard gestimuleerd, maar echte winst mocht niet worden gemaakt. Dat was immers tegen de leer van Christus. Zo zag hijzelf ooit de mogelijkheid geld te verdienen door snoep te verkopen op het internaat. Maar de paters drukten dat handeltje echter al snel de kop in.
Tijdens zijn zevenjarig verblijf op het internaat, had Ben steeds minder op met de Christelijke aspecten van het internaat. Zo mochten de jongens van het internaat wel op dansles, maar mochten ze enkel dansen met doofstomme meisjes. “Ze waren hartstikke aardig, maar je kon er niet mee praten”, herinnert hij zich. Bovendien zag hij het celibataire leven niet zitten. Een jonge broeder vroeg ooit aan hem, toen hij slechts een jaar of dertien was, hoe het vrouwelijke geslachtsdeel eruit zag. De broeder had geen flauw idee, terwijl dit voor de tiener al lang geen geheim meer was.
Ook al had Ben niet dezelfde slechte herinneringen aan De Ruwenberg, hij vond zeven jaar op dat Christelijke internaat wél veel te lang. Na zeven jaar elke dag naar de mis, vond hij dit dan ook genoeg voor de rest van zijn leven. Zijn tijd op De Ruwenberg heeft hem tot atheïst gemaakt.
Misbruik
Een derde, anonieme oud-leerling heeft naar eigen zeggen zowel goede als slechte dingen meegemaakt op het internaat van Huize Ruwenberg. Als kind had hij het niet door, maar terugkijkend op de periode ziet hij toch wel dat er dingen gebeurden die niet door de beugel konden. De surveillant van de slaapzaal zou zich namelijk nogal eens aan jongens hebben vergrepen.
Dit gebeurde met name bij jongens die in hun bed hadden geplast. Dit werd dan door de surveillant gecontroleerd. Als je bed nat was, moest je naar zijn chambrette, waar hij het kind in kwestie waste en verschoonde. “Dat wassen duurde dusdanig lang dat ik af en toe dacht: ‘Man, schiet toch op. Ik heb het koud’, zo vertelt de oud-leerling, “Dan stond hij je zo heel langzaam te aaien en te wrijven”.
Dit was niet iets eenmaligs volgens de oud-leerling. “Dat gebeurde dus iedere keer. En dat was dan soms twee keer in de week. En dat was dan niet alleen bij mij, maar dat was ook bij een ander”, zo herinnert hij zich. Soms was zijn buurman wel een half uur in de chambrette van de surveillant. “Een schone pyjama, een schone onderbroek, een schoon hemdje en dan weer naar bed, dat hoeft zo lang niet te duren”, vertelt hij.
Verschillende mensen die op het internaat De Ruwenberg in Sint-Michielsgestel hebben gezeten, hebben hun tijd daar dus heel verschillend ervaren. Er zijn heel negatieve, maar ook juist heel positieve herinneringen. Dit geldt voor de meeste internaten. Heb jij ook op kostschool gezeten? Deel het dan met ons. Wij zijn altijd op zoek naar nieuwe persoonlijke verhalen.
Reactie toevoegen