Onderwijs
De instelling stond destijds bekend als een studie-internaat. Kinderen gingen naar La Salle omdat ze meer aandacht nodig hadden om hun middelbare school te kunnen halen. Dat was ook het geval bij Paul Roosen. “Op school zagen ze wel dat er meer in zat, in mij, maar ze kregen het er niet uit”, vertelt hij, “en dan ga je een zoektocht doen, tenminste, mijn ouders in begeleiding met school. Toen kwam ik bij La Salle uit.”
Onderwijs werd niet op het internaat zelf gegeven. Kinderen volgden vaak lessen bij de scholengemeenschap Stevensbeek of de LTS in Boxmeer. Roosen zat zelf bij de scholengemeenschap. “De scholengemeenschap Steevensbeek was best wel breed omvattend. Dat begon volgens mij al met de LEAO, Lager Economisch Administratief Onderwijs, en dan de MAVO, de HAVO en VWO”. Toch was het achterafgezien niet het juiste onderwijs voor hem.
De La Salle stond niet voor niets bekend als een studie-internaat. Na een volle schooldag moest er op het internaat nog eens drie uur of langer gestudeerd worden. “Dat was dus na school. Even een hapje eten en dan studeren. Hoe lang weet ik niet meer, volgens mij twee uur, en dan ’s avonds nog een keer anderhalf uur”, vertelt Paul. Ondanks dat er veel gestudeerd moest worden, had hij hier weinig moeite mee. “Het went. Je kijkt er natuurlijk wel tegen op, maar op een gegeven moment weet je niet beter.”
Het internaat
In de jaren tachtig was het leven op het internaat een stuk minder katholiek dan in de voorgaande decennia. “Toen werd het allemaal al wat minder streng en serieus”, vertelt Meneer Roosen, “maar er waren uiteraard nog wel invloeden van vanuit het verleden”. Waar hij het onderwijs van de scholengemeenschap nogal oubollig vond, voelde het internaat voor hem wat losser aan. “Er zaten leerlingen uit heel Nederland en dan krijg je een behoorlijke mix van allerlei dialecten. Dat nam ook een beetje de moderne tijd met zich mee denk ik.”
“Er waren nog wel broeders, maar ook mensen die geen broeder waren”, vertelt Roosen. Het was voor hem echter nooit duidelijk wie van de begeleiders op het internaat een broeder was en wie niet. “Als je verder terug in de tijd gaat, dan hadden broeders ook echt een ander pak aan, dus toen zag je het onderscheid meteen, maar dat was toen al niet meer”, vertelt hij. Aan een enkeling merkte hij wel wat ‘broederlijke invloeden’, maar dit lag er nooit dik bovenop.
Al werden meisjes pas toegelaten tot het internaat in het jaar nadat Paul er vanaf ging, mochten ze wel bezoeken brengen. Zeker wanneer er een feestje was. “Er was wel streng toezicht dat er geen dingen gebeurde die niet door de beugel konden, maar dat gebeurde toch wel ooit”, vertelt hij, “Alle internen hadden ook een eigen kamertje. Beneden werd dan het feetje gehouden, maar er werden wel eens meisjes mee naar een kamertje genomen”.
Terugkijkend op zijn periode op De La Salle in Stevensbeek heeft Meneer Roosen positieve herinneringen. Hij gaat nog regelmatig terug om daar even te kijken. “Dan rijd ik ook exact de route die de bus destijds reed van Helmond naar Steevensbeek”, vertelt hij, “Dat was een bepaalde route van Helmond naar Bakel, De Rips, Milheeze, Oploo, Steevensbeek. Die route rijd ik nog wel eens en dan kom ik ook meteen weer een beetje terug in die tijd en rijd ik daar een beetje rond en ga ik kijken wat er veranderd is”.
Heeft u ook op een katholiek internaat gezeten in Brabant? Laat het ons weten! Wij zijn altijd benieuwd naar andere ervaringen.
Reactie toevoegen