“Mijn moeder had de keuze”, vertelt mevrouw de Bruijn, “of teruggaan naar België en bij haar ouders intrekken, of die zaak doorzetten”. Ze koos voor het laatste, waardoor ze geen tijd meer had om goed voor haar kinderen te kunnen zorgen. Het jongere zusje van Françoise moest daarom naar haar grootouders in België. Toen ook hun grootmoeder stierf in 1965 zijn ze op zoek gegaan naar een internaat.
Het verblijf op het internaat had voor mevrouw de Bruijn zowel positieve als negatieve kanten. Over de negatieve kanten vertelt ze: “De regels, ja goed, daar legde je je bij neer. Je had corvee. Je moest mee afwassen. Je moest blokken. Je moest de vloer boenen tot hij helemaal glansde. Je moest per se pillen nemen al vond je ze niet lekker, van die levertraanpillen waren dat. Je bord werd opgeschept. Ik wilde helemaal niet zoveel eten en het was eten dat ik ook niet gewend was. Dan moest je dat toch opeten al vond je het niet lekker”. Aan de andere kant werd haar inzet wel gewaardeerd en haalde ze hogere punten op het internaat. “Of ik nu wel of niet kon handwerken, dat was bij mij niet het sterkste vak, ik kreeg geen onvoldoendes”, zegt ze, “Dat geeft je toch ook wel een heel positief gevoel. Je hebt wel veel studie en regelmaat gekregen omdat je op een internaat zit”.
Een van de dingen die veranderde in de jaren dat mevrouw de Bruijn in Made zat, is dat de TV steeds meer zijn intreden deed in Nederland. Hiermee werd het ook steeds meer geaccepteerd op het internaat. In de eerste periode dat ze er zat, werd er enkel zaterdagavond TV gekeken. Vaak werd er gekeken naar Swiebertje. Een van de ergste straffen die je kon krijgen was het verbieden van deze TV-avond. In de latere jaren mocht er vrijwel dagelijks naar de televisie worden gekeken en kreeg de afdeling waar ze verbleef zelfs een eigen TV.
Ook de kerkgang werd minder strikt tegen het einde van de jaren zestig. “In het begin moesten we nog elke dag naar de kerk”, herinnert mevrouw de Bruijn zich, “maar op een gegeven moment hoefden we echt niet meer elke ochtend vroeg op te staan en naar de mis te gaan. Dan mochten we ook gewoon blijven slapen en hoefden we alleen in het weekeinde op zondag”. Kinderen konden altijd aangeven als ze naar de mis wilden. Dan werden ze gewoon vroeger gewekt, maar het was niet meer verplicht.
Ook voor de zusters van het internaat veranderde er veel. Zo vertelt mevrouw de Bruijn: “Toen ik daar als zevenjarig meisje kwam, liep iedereen nog met lange jurken, in ieder geval tot de enkels, en met kappen op”. Toen ze op een dag terug kwam van de zomervakantie, bleken de regels versoepeld te zijn. “Daarna kregen ze kappen, waarbij je wél hun haar en halslijn kon zien. En de zwarte jurken waren ineens korter, waardoor je nu ook hun benen kon zien. Deze veranderingen maakten op mij een grote indruk. Ik vond dit als klein meisje veel mooier en opener”, vervolgt ze.
Een van de liefste zusters op het internaat volgens mevrouw de Bruijn was zuster Juvenita. Met haar heeft ze nog lang contact gehad. Nadat de regels werden versoepeld, mochten zusters zelf hun eigen naam kiezen in plaats van de kerk. Hierop veranderde zuster Juventia haar naam in Heleen. “Heleen heeft mij later verteld dat ze dat gewoon heel fijn vond”, zegt mevrouw de Bruijn, “Dat ze de naam die ze zelf graag wilde hebben, zélf mocht kiezen”.
Het verhaal van mevrouw de Bruijn laat zien dat de sociale en culturele revolutie van eind jaren zestig ook van invloed was op het leven op katholieke internaten. De katholieke kerk en katholieke instellingen moderniseerden ook op bepaalde punten in die periode. Heb jij ook op kostschool gezeten en gemerkt dat het leven daar in jouw periode veranderde, of juist niet? Laat het ons weten!
Reactie toevoegen