Maar op 15 mei 1326 werd de Willibrorduskapel door Adolf van der Mark, bisschop van Luik, tot parochiekerk verheven en onafhankelijk gemaakt van de Boxmeerse moederkerk.
Het recht om de Millse pastoor te benoemen ging in dat jaar over van de heer van Boxmeer naar de abdij Mariënweerd. Voortaan werden abdijleden pastoor van Mill. Deze situatie heeft heel lang voortbestaan. Eigenlijk kun je zeggen dat er pas vanaf 1818 weer seculiere geestelijken werden benoemd, een uitzondering daargelaten. Toen rond 1600 de abdij Mariënweerd nagenoeg verdwenen was, ging het recht tot benoeming van pastoors naar een andere norbertijnenabdij, die van Postel.
De kerk werd in 1648 door de autoriteiten voor de viering van de Rooms-katholieke eredienst gesloten en geconfisqueerd. Bijna een eeuw lang kerkten de parochianen vervolgens in kasteel Aldendriel, totdat ze in 1744 een schuurkerk mochten bouwen. Het oude kerkgebouw werd in 1648 aan de Nederduits Gereformeerde kerk gegeven.
De protestantse gemeente nam de kerk in gebruik, maar slechts voor een deel. Er waren nu eenmaal niet zoveel protestanten in Mill. De predikant, zijn gezin en de koster/schoolmeester: dat was het wel zo’n beetje qua gereformeerde gemeente. Doordat de oude parochiekerk nog maar nauwelijks werd gebruikt en onderhouden, raakte het gebouw hoe langer hoe verder in verval. Toen de kerk in 1800 aan de Rooms-katholieken werd teruggegeven, was er dan ook niet veel meer over dan een bouwval.
Men was dus wel genoodzaakt om voorlopig de schuurkerk uit 1744 te blijven gebruiken. In 1820 begon men op het oude kerkhof aan de bouw van een nieuwe kerk. In november 1823 was die klaar. Deze kerk hield het maar 50 jaar vol. In 1874 was ook dit kerkgebouw niet meer dan een bouwval. Alleen nieuwbouw kon aan de nijpende huisvestingssituatie nog een einde maken.
Rond 1876 kwam de huidige Willibrorduskerk tot stand, op een geheel andere plek dan waar de oude had gestaan, namelijk in het centrum (Hoogveld) van Mill.
Tot zover het verhaal over de kerk. De ziel van de parochie werd natuurlijk gedragen door de pastoor en de kapelaans. Denk aan pastoor E.J. Rath, die in de jaren vijftig de parochie bestierde.
Hij was daar al vele jaren actief. In 1936 was hij al in de parochie te vinden. Naast de heer Rath waren er ook nog een aantal kapelaans. Hun namen waren W.J.C. van Amelsvoort en J.A.A.J. Schellekens.
En wie kent nog mijnheer Brans? Halverwege de jaren zestig was hij de pastoor van de Willibrorduskerk.
Ook over hem weet je vast nog wel een verhaal of twee te vertellen. Je kunt ze hieronder kwijt. We zijn benieuwd!
Reactie toevoegen