In de vijftiende eeuw kwam in de plaats van de oorspronkelijke kerk een bakstenen gebouw met toren in de gotische stijl. Daaraan zijn in de zestiende eeuw aan de noord- en zuidzijde dwarsarmen gebouwd.
De huidige kerk is niet de oorsponkelijke meer. In het najaar van 1944 hebben de Duitsers de toren opgeblazen, waardoor ook de kerk bijna volledig instortte. Begin jaren vijftig heeft architekt H. W. Valk (die daarna ook een nieuw gemeentehuis voor Boxmeer ontwierp) de kerk herbouwd. Het interieur bevat nog wel originele elementen uit de vroegere kerk, zoals het eikenhouten oksaal uit 1634, een marmeren grafmonument uit 1741 en een drietal klokken uit de vijftiende eeuw.
In 2000 werd de Sint Petruskerk de achttiende kerk in Nederland die de eretitel basilica minor mocht gaan voeren. Dat is een eretitel die door de paus wordt toegekend. Aan die eretitel zijn enkele privileges verbonden. Die betreffen hoofdzakelijk het voeren van twee eretekenen. Het ene is het conopeum, een soort grote paraplu in de kleuren rood en goud.
Oorspronkelijk diende het conopeum om de priesters tijdens processies te beschutten tegen zon en regen. Het andere ereteken is het tintinnabulum, een staf met een bel, die vroeger werd gebruikt om de komst van de processie aan te kondigen.
Om voor verheffing tot basilica minor in aanmerking te komen, dient de kerk onder andere een eerbiedwaardige ouderdom, aanzienlijke grootte of bijzondere schoonheid te hebben en over voldoende geestelijken en toereikende inkomsten te beschikken voor de plechtige viering van de eucharistie. Een andere eis is dat de kerk een veel vereerd reliek bezit of een druk bezochte bedevaartplaats is. Dit laatste is natuurlijk in Boxmeer het geval.
In de crypte onder de kerk vond rond 1400 het zogenaamde Bloedwonder plaats. Deze gebeurtenis maakte van Boxmeer een bedevaartplaats. Nog altijd trekt elk jaar op de tweede zondag na Pinksteren, de zogenaamde Vaartzondag, een processie door de straten van Boxmeer om het Bloedwonder te herdenken. De reliek van het H. Bloed wordt bewaard in een kostbare reliekschrijn, opgesteld in de Bloedkapel. Deze schrijn werd in 1656 geschonken door graaf Albert ter vervanging van de vroegere schrijn van 1482, destijds een geschenk van kanunnik Johannes van Meer. De huidige schrijn is gesmeed door Rhabanus Raab, stamvader van een bekend geslacht zilversmeden in Boxmeer.
Dankzij het feit dat oksaal en orgel in de vorige kerk tegen de rechterzijbeuk stonden, zijn ze ontsnapt aan de verwoestende instorting van de toren in 1944. Het oksaal werd ontworpen door pastoor Peelen. Het werd in 1634 voltooid door Jan Werkens uit Venray. De kosten bedroegen destijds 3000 gulden, waarvan er 1000 waren toegezegd door graaf Albert. Pastoor Peelen vermeldt echter dat het ‘van betalinghe voorseyt en niet is gecommen’. Toch prijken de wapens van graaf Albert op het front en iets hoger, op het rugpositief, die van graaf Oswald en zijn vrouw. De karmeliet Benedictus Buns, musicus en componist (1642-1716), moet dankbaar van dit nieuwe orgel gebruik gemaakt hebben toen het in 1677 was geplaatst. Het was gebouwd door de Mechelse orgelmaker Blasius Bremser.
Het grafmonument aan de achtermuur is van graaf Oswald van den Bergh (gestorven 1712) en zijn gemalin Maria Leopoldina Catharina, gravin van Rittberg (gestorven 1718). Het classicistische gedenkteken werd uitgevoerd door de bekende J.B. Xavéry, die onder andere voor stadhouder Willem IV heeft gewerkt.
Reageer hieronder en deel jouw herinneringen aan de kerk, het leven in de parochie en de geestelijken van toen. Zoals aan pastoor Lutger Thien, die in 1954 in de parochie werd ingehaald en deze samen met maar liefst drie kapelaans bediende: A.J.B. Verhamme, J.J.F. Collet en M.A. Hendriks. In de jaren zestig was H.J.G. Haarhuis pastoor van de Sint-Petrusbasiliek. Foto's zijn ook welkom en kunnen worden verzonden naar info@bhic.nl
Reactie toevoegen