Hoe het was om te verblijven op Beekvliet is ruimschoots op foto vastgelegd. De priesterstudenten kwamen terecht op een imposant landgoed met een oprijlaan tot vlak aan de deur van het statige complex. In de tuin waar zij konden ontspannen, stonden exotische bomen en was een vijver. Op de grote binnenplaats, de zogeheten 'cour', kon je een potje voetballen.
Eenmaal binnen kwam je terecht in een afgeschermde wereld waar alles in het teken stond van een strakke hiërarchie en het ritme van de religieuze kalender. Op de slaapzaal hadden de leerlingen wel een eigen chambrette met stromend water, wat een beetje privacy bood, maar het seminarieleven stond bovenal in het teken van de groep. De Duitse Bouw van het seminarie was van 1945 tot in 1972 de verblijfplaats van de hoogste twee klassen.
Je kreeg Nederlands, Frans, geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde, maar natuurlijk ook bijbellessen, godsdienst, Grieks en Latijn. Aan die laatste twee talen werd extra aandacht besteed. Het Latijn, de taal van de katholieke kerk, moest je als aankomend priester kunnen dromen. Daarnaast kende Beekvliet, zoals wel meer internaten, een rijke toneeltraditie. Het 'Beekvliets Orkest' stond onder de bezielende leiding van de priester en latere pastoor Floris van de Put.
In zes jaar tijd werd je klaargestoomd voor het eigenlijk begin van de priesterstudie op het grootseminarie Haaren. Daar zou je stapsgewijs worden ingewijd in de wereld van de rooms-katholieke geestelijkheid, met lessen filosofie en theologie. Daar wachtte je uiteindelijk het ritueel van de tonsuur, de kruinschering. Na twee jaar grootseminarie ging je bovendien gekleed in een soutane, de priestertoga. Maar zo ver zal het voor veel leerlingen niet zijn gekomen. In de praktijk haakten de meeste priesterstudenten na het kleinseminarie af.
De docenten (‘professoren’ genoemd) en het overige seminariepersoneel stond onder de leiding van de regent. In de jaren zestig waren dat de priesters Jan van Laarhoven (1959-1964) en A. Ooms (1964-1969). Iemand die je als leerling waarschijnlijk vaker tegenkwam was de portier. Lange tijd was dat Frans van Lankvelt. Er zijn nog foto’s van zijn vijftig- en zestigjarig jubileumfeest. Op sommige zien we hoe de seminaristen hem toezingen. De dirigent was de muziekleraar Thieu Lax.
In de jaren zestig en zeventig ontwikkelde Beekvliet zich tot een regulier gymnasium. Deze ontwikkeling viel samen met een daling van het aantal roepingen tot het priesterambt en dus aanmeldingen voor het seminarie. In 1958 telde de school nog 402 leerlingen, een hoogtepunt, maar in 1965 was dat aantal teruggezakt tot 324 en in 1969 tot 251. En ook daarna bleef het aantal aanmeldingen dalen, tot op het punt dat het internaat de deuren moest sluiten. Dat gebeurde in 1972.
Wat op Beekvliet uiteindelijk overbleef waren externe leerlingen uit de omgeving. En ook meisjes kregen toegang tot Gymnasium Beekvliet. De school bestaat nog steeds.
Bronnen
- Cees ter Stege (red.), Beekvliet. 200 jaar buitengewoon. Twee eeuwen geschiedenis van Kleinseminarie en Gymnasium Beekvliet in interviews, afbeeldingen, portretten, krantenknipsels en historische bronnen (Stichting Beekvliet 200: Sint-Michielsgestel 2015).
- W.H.Th. Knippenberg, 150 jaar Klein Seminarie van het bisdom 's-Hertogenbosch 1815-1965 (Sint-Michielsgestel 1965).
Reageren
Heb jij nog op kostschool gezeten in Sint-Michielsgestel? Reageer dan hieronder, deel jouw herinneringen en vul deze pagina aan! Ook foto's zijn welkom. Stuur ze naar info@bhic.nl, dan voegen wij ze hier toe en aan onze fotocollectie.
Bekijk ook
Reactie toevoegen