In 1633 verliet Basilius ’s-Hertogenbosch om in Ravenstein de plaatselijke pastoor te gaan ondersteunen. Pastoor Verlenius was blijkbaar zo ziekelijk, dat hij niet voor zijn parochie kon zorgen. Pater Basilius was een overtuigende zielzorger. Hij wist niet alleen de harten van de Ravensteinse parochianen te winnen, maar ook die van de inwoners van het naburige Grave.
Grave was sinds de verovering door Maurits in 1602 Staats geworden en de katholieke godsdienstuitoefening was er sindsdien verboden. Zielzorg moest dus “van buiten” komen. Omdat er in Grave dus een duidelijke behoefte lag, vertrok Basilius uit Ravenstein naar Velp om vanuit deze plaats, met toestemming van de Velpse pastoor Loeffs, de Graafse gelovigen “moed en standvastigheid” te geven. Basilius logeerde voorlopig bij landscholtis Beijers in huis.
De situatie vroeg om een meer definitieve oplossing. Drie voorname Graafse burgers kochten in 1645 voor Basilius een nietig huisje en wat landerijen. Het huisje droeg de naam Emmaus. De gemeenschap van paters, die Basilius inmiddels om zich heen had verzameld, werd zo het klooster Emmaus.
In 1662 werd het klooster uitgebreid en een nieuwe kapel gebouwd. De Kapucijnen verzorgden in deze tijd vooral nog heimelijk de zielzorg in Grave. Dankzij vele giften van vooral de katholieke Gravenaren, onder wie de kapucijnen hun werk deden, was het mogelijk om in de jaren 1717-1719 een nieuw kloostercomplex te bouwen.
De eerste steen daarvoor werd op 15 november 1717 gelegd. Daarvan is nog een mooi verslag overgeleverd in een brief van de landdrost van Ravenstein aan zijn heer, de Paltsgraaf aan de Rijn. In 1732 kreeg het klooster een kerk met een fraai barok interieur. In de kerkgevel is het wapen van hertog Carl Philip van Palts-Neuburg, heer van Ravenstein, aangebracht.
De Franse Tijd was een slechte periode voor de geestelijkheid. In het revolutionaire Frankrijk én in de veroverde gebieden waren talloze kloosters opgeheven, vernietigd en van hun bezittingen vervallen verklaard. De Kapucijnen in Velp hebben de dans lang weten te ontspringen, maar in januari 1812 ging het mis. Van overheidswege werd afgekondigd dat alle kloosters in de regio uiterlijk 20 augustus van dat jaar dienden te zijn ontruimd.
De Kapucijnen weigerden gehoor te geven aan dit decreet, omdat het volgens hen onwettig was en afkomstig van “een willekeurigen” despoot. Maar op 20 augustus brak toch het moment van de waarheid aan. Onder machteloos toekijken van een grote menigte Gravenaren joegen Franse gendarmes de beminde paters van hun bezittingen af.
Twee jaar later ging het mis met diezelfde Fransen. Napoleon was verslagen en de Kapucijnen gingen er van uit dat ze weer terug konden keren. Al hun hoop was op de nieuwe soevereine vorst, koning Willem I, gevestigd. En inderdaad, in mei 1814 mochten ze hun eigendommen weer in bezit nemen. Maar Willem I was bepaald geen vriend van de katholieken. In september volgde een Koninklijk Besluit tot een verbod op het aannemen van novicen. Het lot van het klooster leek daarmee bezegeld.
Het klooster stierf langzaam uit. In 1840 waren er nog maar een paar stokoude paters en broeders over. Op dat moment besloot Koning Willem II de maatregelen van zijn vader ongedaan te maken, waardoor het Emmausklooster een nieuwe periode van bloei kon doormaken. In 1962 vierden de Velpse Kapucijnen hun 300-jarig bestaan.
Inmiddels stonden er opnieuw grote veranderingen voor de deur. Het aantal nieuwe kloosterlingen nam in de jaren daarna snel af. De kapucijnen slaagden er wel in met hun tijd mee te gaan en de opzet van het klooster aan de nieuwe omstandigheden aan te passen.
In 1979 besloten zij samen met de zusters Clarissen van Babberich een thuis te creëren voor mensen op zoek naar hun eigen spiritualiteit. De franciscanen noemen dit het “oriëntatieproces”, waarvoor zij zogenaamde oriëntatieweekenden organiseren. Het centrale punt van deze oriëntatie is het oude klooster in Velp, dat de Kapucijnen zelf “een wat romantische plaats” noemen, “tussen de velden, met een schitterende moestuin en boomgaard, met een rijke historie en een rijk heden.
Het is een heerlijk plaats om tot jezelf en tot elkaar te komen, en om je eigen leven te vergelijken met dat van Franciscus en Clara, met dat van de andere deelnemers en met dat van Jezus.”
Bron: Jan Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant. Alphen a/d Maas, 2010.
Reactie toevoegen