Het programma dat gevolgd moest worden, stond op een prentje dat uitgereikt werd op het Kerkplein, zoals hieronder het voorbeeld uit 1952 toen van 18 tot en met 25 januari gebeden moest worden voor de Eenheid van de Kerk. Iedere volgende dag was gereserveerd voor de bekering van weer een andere geloofsovertuiging. En zo baden we, geknield met onze blote knietjes op de koude, eikenhouten bankjes in de koude kerk, voor de bekering van de heidenen. Uden telde maar één protestants gezin en dat waren voor ons ook heidenen.
Vóór het schoolbezoek hadden we al een H. Mis achter de rug, op zondag was het driemaal een kerkbezoek en dat betekende telkens weer bidden voor de hereniging van alle geloven. ’s Avonds, gezeten rond de keukentafel, werd na het rozenhoedje het voorgeschreven gebed voorgelezen, gevolgd door het avondgebed, geknield op de houten vloer. Er was zelfs een volle aflaat mee te verdienen, zoals het prentje vermeldt. “Waardebonnen” als het ware, maar we wisten niet waar die te verzilveren waren. “Een kindergebed telt dubbel”, werd ons verteld. Het leek waar te zijn toen in de zestiger jaren de kerk zich wat menselijker opstelde, maar dat was slechts van korte duur.
Het was in 2000 voor ons een hele belevenis, toen we tijdens onze studiereis een langdurig bezoek brachten aan Taizé in Frankrijk en we jongeren uit de gehele wereld samen zagen mediteren, bidden en zingen. Ik vraag me af hoe de kerkleiders hun halsstarrige houding van dit ogenblik zullen uitleggen, als ze zich bij Petrus aan de Hemelpoort melden. Heel actueel in Lierop: daar is er de wil voor eenheid, oecumene, maar van hoger hand wordt dat tegengewerkt.
Wanneer ik terugdenk, rijst de vraag waarvoor we het hebben gedaan? En de geleden kou? Of was dat misschien een soort conditietraining? Ik denk maar zo: na de gloeilamp, gaat nu ook de kaars langzaam uit!
Reactie toevoegen