Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Matthias, patroon van Oploo

RK kerken

In 1501 werd de kapel van Oploo aan de H. Matthias gewijd. Tussen 1648 en 1672 was de kapel gesloten, maar hij werd daarna weer in ere hersteld. In 1831 werd hij afgebroken om plaats te maken voor de huidige Matthiaskerk. Oploo is de enige plaats in Noord-Brabant waar Matthias nog vereerd wordt. Behalve van de parochie is hij ook de schutspatroon van het plaatselijke gilde en de naamgever van de basisschool en het Matthias speltbier.

Schild van het gilde
Schild van het gilde
Speltbier
Speltbier

Na de Vrede van Munster in 1648 moest de kapel worden gesloten, omdat in Staats-Brabant de openbare uitoefening van de Rooms katholieke godsdienst verboden was. In de meeste dorpen en steden werden de katholieke kerken overgedragen aan de (vaak zeer kleine) gereformeerde gemeenten. In Oploo woonden er zelfs helemaal geen protestanten, dus moest de kapel gewoon op slot.

Na de inval van de Fransen in 1672 kregen de katholieken weer wat meer bewegingsruimte. Vicaris Joannes Michels maakte meteen van de gelegenheid gebruik om aan de vicaris-generaal van het bisdom Roermond te vragen de Matthiaskapel in Oploo weer voor de eredienst aan te wijzen. Het gebouwtje was na de politieke veranderingen meteen opgeknapt.

Blijkbaar is dat allemaal gelukt, want een kleine twintig jaar later vragen de Oploose schepenen en dorpsbestuurders aan de bisschop van Roermond om net als vroeger aan hun vicarie vroegmissen te verbinden op zon- en heiligendagen. In de kapel werd immers al vóór 1648 getrouwd en werden kraamvrouwen ingeleid.

De Matthiaskapel in 1743, tekening van Jan de Beijer
Matthiaskapel in 1743, tekening van Jan de Beijer

Ze vragen ook om Johan Michels als geestelijke te mogen hebben voor het geven van catechismus. En zo wordt er vanaf 1690 in Oploo weer op zon- en feestdagen, behalve met Pasen en op hoogtijdagen, om 6 uur 's zomers en om 7 uur ‘s winters de mis gelezen en catechismus gegeven.

De huidige kerk
De huidige kerk

Een jaar later overlijdt vicaris Michels en benoemt graaf Oswald van den Bergh de geestelijke Henricus Thomassen, student te Leuven, in het beneficie van St. Matthias. In 1730, na het overlijden van de geestelijke Hendrick Thomassen, verheft (de protestantse!) Lucretia van der Noot, samen met haar echtgenoot Alexander baron van Steuart, als heer en vrouwe van Heumen, Malden en Oploo, de kapelanie tot een parochie. Ze wijzen de pastoorsfunctie toe aan A.H. Schmerling.

De nieuwe pastoor en latere deken Schmerling gaat aan het werk om naast de kapel een schuurkerk te bouwen. Dat gaat allemaal 30 jaar lang rustig zijn gang, tot de Raad van State in 1760 ineens vaststelt dat het kerkenhuis, de pastorie en het pastoorschap te Oploo allemaal illegaal zijn. De Raad van State heeft daar immers nooit toestemming voor verleend. Veel gevolgen lijkt deze constatering echter niet gehad te hebben.

De schuurkerk heeft het ruim een eeuw volgehouden. In 1831 werd hij samen met de kapel uit de 16e eeuw afgebroken en vervangen door een volledig nieuwe kerk, die in 1835 werd ingezegend. Deze kerk staat er nog steeds: verbeterd, uitgebreid en een aantal malen gerenoveerd. In 1859 wordt de Sambeekse Hoek aan de parochie toegevoegd.

Wat weet jij nog van het rijke roomse leven in en rondom de H. Matthiaskerk? En welke pastoors of kapelaans van die kerk staan je nog helder voor de geest? Denk bijvoorbeeld aan pastoor Van Miert, hieronder op de foto. Hij kwam in 1945, op 42-jarige leeftijd naar de parochie en ook eind jaren zestig ging hij daar nog voor in de heilige mis. Je kunt hieronder je herinneringen delen aan hem en andere zielzorgers van vroeger, door in het vak 'reageer op dit verhaal' een bericht achter te laten.

Oploo, 19 juni 1967: oud-burgemeester Goossens wenst pastoor W. van Miert geluk vanwege zijn 40-jarig priesterjubileum. (BHIC, OPL0105, fotograaf onbekend)
Oploo, 19 juni 1967: oud-burgemeester Goossens wenst pastoor W. van Miert geluk vanwege zijn 40-jarig priesterjubileum. (BHIC, OPL0105, fotograaf onbekend)

 

20

Reacties (20)

Wout van Kuilenburg zei op 5 februari 2009 om 08:24 uur

Gebruik, hergebruik, ingebruikname van een bijzonder orgel
Het orgel dat nu in Oploo staat komt uit Sonsbeck. Lang is verondersteld dat het oorspronkelijk uit een klooster stamde, en dat het in 1803 naar Sonsbeck kwam. Aannemelijker is de gedachte dat het in 1803 ergens werd afgebroken en dat de Gebr. Franssen uit Horst het in 1845 gebruikten voor de bouw van een gelegenheidsaanbieding of, zoals zij het noemden, een “economie-orgel” voor de Maria Magdalenakerk te Sonsbeck bij Xanten, ook al zou Oploo’s Memoriale van 1862 de indruk kunnen wekken dat het orgel al eerder in Sonsbeck stond. We lezen: in het jaar 1845 grootendeels vernieuwd, maar het voldeed aldaar niet goed om de grootte der kerk, maar voornamelijk om slechte constructie; en er was slechts een Clavier, maar was zoo ingerigt, dat het orgel verdeeld werd in manuaal, positief, Echo en vrij of afzonderlijk Pedaal.
In 1860 besloot het Kerkbestuur van Oploo tot verfraaijing en verbetering der kerkmeubelen voor de in 1835 gebouwde kerk van Oploo van het "Jaarlijksche batig slot" een orgel aan te schaffen. Men riep de hulp in van de landelijk vermaarde en veel geraadpleegde orgeldeskundige Boxmeerse karmeliet Broeder Gregorius van Dijk (Kleef 1816 Boxmeer 1894). Deze stelde een uitvoerig ontwerp op voor een nieuw te laten bouwen orgel. Dit plan bleef liggen en Van Dijk zal het kerkbestuur hebben geattendeerd op het te koop staande orgel van Sonsbeck. Wie het orgel naar Oploo overplaatste staat beschreven in het Streekarchief te Grave. Op 6 juni 1862 verplichtte Johann Winkels (Wissen/Weeze 1830 Boxmeer 1907) zich het orgel over te plaatsen en uit te breiden. Op 21 mei van het jaar daarop werd hij met 783 betaald. In het memoriaal op de pastorie wordt slechts vermeld dat er meerdere malen werklieden van en naar Venray moesten komen, zonder Winkels met name te noemen. Hieruit valt af te leiden dat het orgel toen in Venray gestaan moet hebben. In dezelfde map in Grave is te vinden dat het orgel op 27 mei 1862 met 700 hol-laendischen Gulden aan de pastoor van Sonsbeck betaald is.

De aanschaf van het nieuwe orgel in Oploo was een van de redenen dat Boxmeer een orgelmaker onder zijn bewoners kreeg. Dat was Johann Winkels, degene die het orgel van Sonsbeck vanuit Venray in Oploo opbouwde.
Omdat zij gezamenlijk bij Rütter in de leer geweest zijn, kende Winkels de gebroeders Franssen die in Horst een orgelmakerij runden, en zal het orgel niet vreemd voor hem geweest zijn. Deze firma het na 1845 logischerwijs in onderhoud.
De vrije heerlijkheid Boxmeer was eeuwenlang een vrijplaats voor het katholieke volksdeel in het protestantse generaliteitsland dat Brabant na de 80-jarige oorlog geworden was. Dankzij de inspan-ningen van de sinds 1506 heersende Heren van den Bergh bloeide Boxmeer op en vestigden zich hier ondernemers die met hun vaardigheden van hoog artistiek gehalte de religieuze cultuur een onbetwiste standing gaven: Al rond 1670 maakte Rhabanus Raab hier een monstrans en Rutger Joseph Raab (1755-1839) leidde hier als koopman en zilversmid een atelier van waaruit tot ver in Pruisen de kerken van kostbaarheden werden voorzien. Op verzoek van de graven vestigden zich hier in 1653 vanuit Vlaanderen de Karmelieten, een kloosterorde die zich onder meer toelegde op de integratie van kunst in het kloosterleven en het onderwijs
Vanaf 1835 was hier ook Jacobus Franciscus Beuijssen gevestigd. Als “Fabrikant van Kerk- en huis-meubelen” ontwierp en maakte hij met zijn medewerkers menig kerkinterieur van hoog artistiek gehalte. Vanwege de katholieke emancipatie was er volop werk, en zijn eerste orgelkas dateert van 1831, voor nota bene het orgel dat Franssen bouwde voor Meerlo. Behalve interieurs ontwierp en bouwde hij ook kerken (Siebengewald 1867 en 1876/7, Afferden, L. 1868, en Vortum 1879/80).

Tussen de nu Duitse plaatsen Weeze en Kevelaer ligt het buurtschap Wissen. Rond het kasteel daar hadden zich verscheidene families gevestigd die elk hun eigen specialiteit hadden. De timmerman van Wissen kwam zo al sedert zeker de 17de eeuw uit de familie Winkels . Als lid van minstens de vierde generatie werd op 1 juli 1830 Johann Baptist Winkels geboren als zoon van Christian Winkels en Johanna Terhoeven. Net als zijn broers leerde ook Johann het timmermansvak bij zijn vader in de werkplaats.
Het ligt voor de hand dat Johann tijdens timmerwerkzaamheden in kerkinterieurs kennis gemaakt zal hebben met een andere ambachtsman, de orgelmaker. In het nabijgelegen Kevelaer was toentertijd de orgelmaker Wilhelm Rütter (1812 1887) werkzaam . Van deze Rütter staat vast dat hij zijn orgelbehuizingen zelf vervaardigde; Rütters volgende werkzaamheden zijn bekend, waarbij Winkels te maken gehad kan hebben: Kevelaer (O.L.V. 1840 en de "Kerzenkapelle" 1842/3), Zyfflich (H.Martinus 1841), Hartefeld (H.Antonius 1844), Zevenaar (1846), Sevelen (H.Antonius 1849) en Till (H.Vincentius 1860). Vast staat dat hij in 1856 als leerling betrokken was bij de bouw van Rütters orgel in Kleve-Düffelward . In 1871 is er weer contact tussen Winkels en Rütter geweest toen de laatste een nieuw orgel leverde voor de kerk van de H.Martinus te Gennep; het oude instrument bracht Winkels over naar de kerk van de H.Dyonisius te Heijen.
Evenmin is het ondenkbaar dat Johann als 26-jarige mee op karwei geweest is naar Hernen in Nederland toen Rütter daar in 1856 een nieuw orgel in de kerk van de H.Judocus plaatste.
Behalve bij Rütter kan Johann Winkels ook in de invloedssfeer van Johann Daniël Nolting (1757 1848) uit Emmerik gekomen zijn; in verschillende plaatsen waar deze in Nederland werkzaam geweest is zien we Winkels als zijn opvolger: Arnhem (St. Walburg en St. Eusebius), Haps, Otter-sum, en in de Achterhoek . Algemeen wordt aangenomen dat Nolting de leermeester van Rütter geweest is . Onmiskenbaar draagt de kas van Oploo’s orgel kenmerken van andere Nolting-orgels.
De eerste vermelding van Winkels’ bezigheden als orgelmaker is te vinden in het Streekarchief ‘Land van Cuijk’ te Grave en wel in het Parochiearchief van Oploo: in 1862 wordt hem dan opgedragen het oude orgel van Sonsbeck naar Oploo over te plaatsen.
Johann woont dan in Venray, waar hij in datzelfde jaar de balgen van het orgel in de Petrus’ Bandenkerk repareerde. Het is nog niet duidelijk waarom Johann naar Venray getrokken is; mogelijk was er een relatie met de franciskanen of franciskanessen in die plaats, maar Venray had ook een orgelbouwtraditie: vanaf ca. 1785 was Johann Reiner Titz (1749 1825) hier als orgelmaker werkzaam geweest. Na Titz’ overlijden werd diens orgelmakerij voortgezet door de Gebr. Franssen die in het nabije Horst woonden . De orgelmakerijen van Franssen te Horst en die van Winkels te Venray hebben tot 1867 naast elkaar bestaan . Van Winkels is bekend dat hij in Venray bij een hospita woonde; mogelijk werkte hij toen bij of met de Gebr. Franssen. Op meerdere plaatsen zien we Franssen zowel als Winkels of Bik aan hetzelfde orgel aan het werk: Lottum (1829/1896-1902), Meerlo (1831/1913), Broekhuizenvorst (1845/1914), Velden (1859-85/1896-1921), Sevenum (in 1862 maakten beiden een offerte), Bodegraven (1874/1948/51), Altforst (1913/1918). In 1913 werkte Franssen in Altforst en Winkels in het buurdorp Batenburg.
Toen de Franssens in 1867 verhuisden van Horst naar Roermond , besloot Winkels zich in Boxmeer te vestigen. Hier had hij in 1862 tenslotte organist broeder Gregorius van Dijk leren kennen, de orgeldeskundige met invloed in binnen- en buitenland. Bovendien had hij zo minder concurrentie te duchten van gevestigde vakbroeders als de al genoemde Franssen in Roermond, Van Dinter in Tegelen of Vermeulen in Weert. Broeder Van Dijk was geboren in Kleef en stond op goede voet met Rütter, die broeder Gregorius’ uit 1677 stammende en in aanleg door Blasius Bremser gebouwde Boxmeerse orgel in 1845 met een vrij pedaal had mogen uitbreiden. Belangrijker wellicht was de kennis die hij in de loop van de tijd gekregen had aan kasteleinsdochter Claartje van der Putten, met wie hij trouwde en in 1870 zoon Harrie kreeg.
Toen Winkels het orgel in Oploo plaatste, verloste hij het van Franssens economieladen en voorzag hij het op aanwijzing van de Broeder Gregorius van Dijk van de beproefde mechanische sleepla-den. Twee discantregisters, een Bourdon en een Flauto Traverso werden in de bas uitgebouwd en daarnaast leverde hij een nieuwe Kromhoorn en een Salicionaal. Ook breidde hij het Pedaal uit tot 27 tonen. Het Pedaal is het klavier dat met de voeten gespeeld wordt. Hierop stond een aanvankelijk Posaune 16’ die Winkels door een Subbas 16’ verving, een register dat dit keer op-nieuw gebruikt is.
Omdat ook Oploo in de vaart der volkeren meeging, verving Vermeulen uit Weert die oude sleepla-den in 1931 door moderne pneumatische kegelladen. In 1991 was de in Boxmeer gevestigde stich-ting Johann Winkels Kerkorgelfabriek Boxmeer gaan inventariseren hoeveel sporen van Winkels er nog in de omtrek te vinden waren, en mede hierdoor werden de onderzoekers getroffen door de kwaliteit die dit instrument te bieden leek. John Blummel uit Oss herstelde het instrument waar-door het zich kon manifesteren. Zo zelfs, dat Ton van Eck, die namens het Bisdom Blummels werk keurde, de wens uitsprak om het orgel om te bouwen of het van een historisch binnenwerk te voorzien, een wens die toen heel ver weg leek.

Mede dank zij bemiddeling van de Orgelkring Gregorius van Dijk kwam het Kerkbestuur in de gele-genheid deze wens, de ombouw naar een mechanisch orgel, te realiseren, en zo werd gekozen voor een orgel van het Rijnlandse type, de stijl waarin zowel Johann Daniël Nolting als Rütter zich manifesteerden en voor Johann Winkels de grondslag was. Afwijkend van dit type orgel is het vrije Pedaal, maar het is goed dat deze echo van de Boxmeerse inbreng als regionaal trekje toch gehandhaafd blijft! Het is zo aangelegd, dat het duidelijk als een toegevoegd element herkend wordt. De geschiedenis herhaalt zich en wat Winkels in 1862 deed, presteert de firma Pels & Van Leeuwen bijna 150 jaar later: de wedergeboorte van een orgel dat in zijn lange leven van veel orgelmakers iets meekreeg:

±1790 nieuwbouw Nolting (?, Emmerich) voor ??
1845 herbouw Gebr. Franssen (Horst) in Sonsbeck
1862 restauratie Winkels (Venray, na 1867 Boxmeer) in Oploo
1868 kast gesierd met de drie beeldjes Geloof, Hoop en Liefde, geleverd door atelier Beuijssen (Boxmeer) in Oploo
1931 en ‘68 modernisering Vermeulen (Weert) in Oploo
1991 revisie door Blummel (Oss) in Oploo
2008 restauratie Pels & Van Leeuwen (’s-Hertogenbosch) in Oploo

Tenslotte de dispositie:
Manual (II) Positif (I) Pedal Manualkoppel B/D
Bordun 16’ Gedact 8’ Bordun 16’ Pedalkoppel
Prestant 8’ Flöthe Dolce 8’ Flöthe 8’
Bordun 8’ Prestant 4’ Octav 4’
Prestant 4’ Flöthe Does 4’ Trompete 8’
Flöthe 4’ Octav 2’
Quint 3’ Quint 1 1/3’
Octav 2’ Flageolet 1’
Mixtur 4 fach Krummhorn B/D 8’ Manuaalomvang C-g3, 56 tonen
Trompete B/D 8’ Pedaalomvang C-d1, 27 tonen

©Wout van Kuilenburg, Boxmeer 2009

Rien Wols, namens BHIC zei op 5 februari 2009 om 11:43 uur

Dag Wout,
Wat een mooie bijdrage aan onze kennis van Oploo! Zonde dat dat verstopt zit in een reactie op een ander verhaal. Ik ga je tekst als apart item op de site zetten (tenzij je daar principieel bezwaar tegen hebt, natuurlijk). Ken jij goede, mooie foto's die we daar als illustratie bij kunnen gebruiken? Ik hou me aanbevolen.
Vriendelijke groet,

Wout van Kuilenburg zei op 5 juni 2012 om 15:44 uur

Toen dit orgel deze zomer precies 150 jaar geleden in deze kerk geplaatst werd, kon vast niemand bevroeden dat de hogere machten anno 2012 zouden besluiten om de kerk af te stoten

Mariët Bruggeman, namens BHIC zei op 5 juni 2012 om 20:02 uur

Beste Wout,

ik kan me je frustratie levendig voorstellen; het blijft toch jammer dat er weer zo'n mooi gebouw (met inhoud) wordt afgestoten.

Met vriendelijke groeten,

Gerard W. Ch. Lemmens zei op 13 november 2013 om 12:54 uur

Dag Wout,

Proficiat met je fantatisch verhaal over het orgel in de Mathiaskerk in Oploo. Ik deel je frustratie want ik vind dat men in Nederland ook veel te veel oude gebouwen sloopt in plaats van ze te restaureren !

Wist je trouwens want je haalt dat aan - Jacobus Franciscus Beuijssen - dat hij de schoonvader was van de kustschilder - Thomas Carolus van Uden - waarover ik hier onder Boxmeer een stukje heb geschreven ?

Wat ik echter nog niet heb gevonden is altaren die door Thomas Carolus van Uden zijn geschilderd want hij was ook een religieus schilder. Ben jij die tegengekomen ??

Met hartelijke groet en dank voor je prachtige verhaal,

Gerard Lemmens

Wout van Kuilenburg zei op 13 november 2013 om 20:31 uur

Dag Gerard, dank voor je waarderende woorden. Van Uden was getrouwd met Beuijssens oudste dochter. Hieronder volgt wat ik nog meer weet:

Thomas Carolus van Uden, geb. 23 november 1825 in Cuijk en overleden in Nijmegen 27 april 1882. Van beroep is hij (kunst)schilder, verver. Hij trouwt 1 maart 1859 in Boxmeer met Joanna Francisca Beuijssen, geb.25 september 1835 in Boxmeer en daar overleden 5 juli 1874. Zij is de dochter van Jacobus Franciscus Beuijssen, schrijnwerker en architect, geb. 27 april 1810 in Geldrop en Johanna Margaretha Lucia Voss, geb. 16 december 1811 in Vierlingsbeek.

Uit dit huwelijk bekende kinderen:
1. Anna Jacoba Philomena van Uden, geb. 5 december 1859 in Cuijk en overleden 16 december 1921 in Amsterdam. Zij trouwt 15 mei 1888 in Nijmegen met Theodorus Johannes Smits, geb. 25 augustus 1840 in Nijmegen en daar overleden 29 november 1889. Hij is de zoon van Adrianus Smits en Elisabeth Mulder. Na zijn overlijden trouwt Anna met Henricus Cornelius de Waart, geb. in Amsterdam 10 juli 1847 en daar overleden 11 april 1907. Hij is de zoon van Philippes de Waart en Paulina Alida Lussen.
2. Antonetta Petronella Margaritha van Uden, geb. 27 juni 1861 in Cuijk en overleden 26 februari 1947 in Amsterdam. Zij is winkeljuffrouw. Zij trouwt 28 april 1892 in Nijmegen met Marius Joannis Lancee, winkelier, geb. 1 juli 1863 in Tiel en overleden 15 november 1923. Hij is de zoon van Gerardus Josephus Lancee, winkelier (geb. 25 april 1834 in Tiel en daar overleden 12 maart 1907) en Gerarda Catharina van Baars (geb. 30 augustus 1833 in Tiel).
3. Margaretha Maria Francisca van Uden, geb. 21 juli 1866 in Boxmeer en in Amsterdam overleden 17 juli 1920. Zij was ongehuwd.
4. Henricus Jacobus Wilhelmus van Uden, huisschilder, geb. 7 mei 1868 in Boxmeer en overleden in Amsterdam 14 oktober 1914. Hij trouwt in Antwerpen met Philomena Geerarts, geb. 11 maart 1869 en overleden in Amsterdam 11 mei 1940. Zij is de dochter van Joannis Franciscus Geerarts en Maria Theresia Wouters.
5. Lucia Margaretha van Uden, geb. 17 mei 1871 in Boxmeer en overleden in Bloemendaal 8 juli 1929. Zij trouwt in Amsterdam op 7 april 1909 met Petrus Dreschel, geb. 21 november 1851 in Leeuwarden en 31 januari 1918 overleden. Hij is de zoon van Ellard Rudolf Augustinus Dreschel en Louisa Paulina Marchal.
Dan is er in de afwikkeling van het testament nog sprake van ene Anna Margaretha van Uden te Nijmegen, die recht heeft op twintig gulden twintig centen

Werkzaamheden waaraan Thomas van Uden gewerkt kan hebben:

1859 Ewijk, PREEKSTOEL, St.Jan de Doper.
1862 Amsterdam, ORGELKAS, H.Willibrordus binnen de Veste.
(1863 Warmond ORGELKAS Groot Seminarie [?]).
1864 Sint-Oedenrode, ORGELKAS Augustinessen Mariadaal (thans in Deursen) [?].
1865 Cuijk, kapel bij het klooster van de zusters van Barmhartigheid, Johs Evangelist
1867 Haaren, ORGELKAS Groot Seminarie (thans in Den Dungen).
1868 Oploo, BEELDEN ORGELKAS, St.Matthias.
1870 Ewijk, COMMUNIEBANK, St.Jan de Doper.
1872 Mill-Hill (GB), St. Jozefkerk en Missiehuis

Gerard W. Ch. Lemmens zei op 13 november 2013 om 20:53 uur

Dag Wout,

Hartelijke dank voor de voor mij waardevolle informatie aangaande Thomas Carolus van Uden. Onder Geschiedenis hierboven en Boxmeer zul je een stukje over hem van mijn hand kunnen zien. Ik ben lange tijd geinteresseerd in hem want zijn grootouders waren Thomas van Duijhoven, de secretaris van Cuijk en Anna Barbara Lemmens, een van mijn familieleden.

Zijn schilderijen zijn erg moeilijk te achterhalen helaas !

Met dank en hartelijke groet uit East Sussex,

Gerard

Gerard W.Ch. Lemmens zei op 22 mei 2014 om 22:51 uur

Heel mooi verhaal maar ik vind wel dat de Bron vermeld dienst te worden van de oude tekening bij het artikel welke ik aanneem van de ahnd is van - Jan de Beijer ???

Groetjes,

Gerard Lemmens

Mariët Bruggeman, namens BHIC zei op 26 mei 2014 om 19:13 uur

Beste Gerard, de tekening is inderdaad van de hand van Jan de Beijer; we gaan het bijschrift hierop uiteraard aanpassen.
Met vriendelijke groeten,

Wout van Kuilenburg zei op 5 februari 2009 om 08:24 uur

Gebruik, hergebruik, ingebruikname van een bijzonder orgel
Het orgel dat nu in Oploo staat komt uit Sonsbeck. Lang is verondersteld dat het oorspronkelijk uit een klooster stamde, en dat het in 1803 naar Sonsbeck kwam. Aannemelijker is de gedachte dat het in 1803 ergens werd afgebroken en dat de Gebr. Franssen uit Horst het in 1845 gebruikten voor de bouw van een gelegenheidsaanbieding of, zoals zij het noemden, een “economie-orgel” voor de Maria Magdalenakerk te Sonsbeck bij Xanten, ook al zou Oploo’s Memoriale van 1862 de indruk kunnen wekken dat het orgel al eerder in Sonsbeck stond. We lezen: in het jaar 1845 grootendeels vernieuwd, maar het voldeed aldaar niet goed om de grootte der kerk, maar voornamelijk om slechte constructie; en er was slechts een Clavier, maar was zoo ingerigt, dat het orgel verdeeld werd in manuaal, positief, Echo en vrij of afzonderlijk Pedaal.
In 1860 besloot het Kerkbestuur van Oploo tot verfraaijing en verbetering der kerkmeubelen voor de in 1835 gebouwde kerk van Oploo van het "Jaarlijksche batig slot" een orgel aan te schaffen. Men riep de hulp in van de landelijk vermaarde en veel geraadpleegde orgeldeskundige Boxmeerse karmeliet Broeder Gregorius van Dijk (Kleef 1816 Boxmeer 1894). Deze stelde een uitvoerig ontwerp op voor een nieuw te laten bouwen orgel. Dit plan bleef liggen en Van Dijk zal het kerkbestuur hebben geattendeerd op het te koop staande orgel van Sonsbeck. Wie het orgel naar Oploo overplaatste staat beschreven in het Streekarchief te Grave. Op 6 juni 1862 verplichtte Johann Winkels (Wissen/Weeze 1830 Boxmeer 1907) zich het orgel over te plaatsen en uit te breiden. Op 21 mei van het jaar daarop werd hij met 783 betaald. In het memoriaal op de pastorie wordt slechts vermeld dat er meerdere malen werklieden van en naar Venray moesten komen, zonder Winkels met name te noemen. Hieruit valt af te leiden dat het orgel toen in Venray gestaan moet hebben. In dezelfde map in Grave is te vinden dat het orgel op 27 mei 1862 met 700 hol-laendischen Gulden aan de pastoor van Sonsbeck betaald is.

De aanschaf van het nieuwe orgel in Oploo was een van de redenen dat Boxmeer een orgelmaker onder zijn bewoners kreeg. Dat was Johann Winkels, degene die het orgel van Sonsbeck vanuit Venray in Oploo opbouwde.
Omdat zij gezamenlijk bij Rütter in de leer geweest zijn, kende Winkels de gebroeders Franssen die in Horst een orgelmakerij runden, en zal het orgel niet vreemd voor hem geweest zijn. Deze firma het na 1845 logischerwijs in onderhoud.
De vrije heerlijkheid Boxmeer was eeuwenlang een vrijplaats voor het katholieke volksdeel in het protestantse generaliteitsland dat Brabant na de 80-jarige oorlog geworden was. Dankzij de inspan-ningen van de sinds 1506 heersende Heren van den Bergh bloeide Boxmeer op en vestigden zich hier ondernemers die met hun vaardigheden van hoog artistiek gehalte de religieuze cultuur een onbetwiste standing gaven: Al rond 1670 maakte Rhabanus Raab hier een monstrans en Rutger Joseph Raab (1755-1839) leidde hier als koopman en zilversmid een atelier van waaruit tot ver in Pruisen de kerken van kostbaarheden werden voorzien. Op verzoek van de graven vestigden zich hier in 1653 vanuit Vlaanderen de Karmelieten, een kloosterorde die zich onder meer toelegde op de integratie van kunst in het kloosterleven en het onderwijs
Vanaf 1835 was hier ook Jacobus Franciscus Beuijssen gevestigd. Als “Fabrikant van Kerk- en huis-meubelen” ontwierp en maakte hij met zijn medewerkers menig kerkinterieur van hoog artistiek gehalte. Vanwege de katholieke emancipatie was er volop werk, en zijn eerste orgelkas dateert van 1831, voor nota bene het orgel dat Franssen bouwde voor Meerlo. Behalve interieurs ontwierp en bouwde hij ook kerken (Siebengewald 1867 en 1876/7, Afferden, L. 1868, en Vortum 1879/80).

Tussen de nu Duitse plaatsen Weeze en Kevelaer ligt het buurtschap Wissen. Rond het kasteel daar hadden zich verscheidene families gevestigd die elk hun eigen specialiteit hadden. De timmerman van Wissen kwam zo al sedert zeker de 17de eeuw uit de familie Winkels . Als lid van minstens de vierde generatie werd op 1 juli 1830 Johann Baptist Winkels geboren als zoon van Christian Winkels en Johanna Terhoeven. Net als zijn broers leerde ook Johann het timmermansvak bij zijn vader in de werkplaats.
Het ligt voor de hand dat Johann tijdens timmerwerkzaamheden in kerkinterieurs kennis gemaakt zal hebben met een andere ambachtsman, de orgelmaker. In het nabijgelegen Kevelaer was toentertijd de orgelmaker Wilhelm Rütter (1812 1887) werkzaam . Van deze Rütter staat vast dat hij zijn orgelbehuizingen zelf vervaardigde; Rütters volgende werkzaamheden zijn bekend, waarbij Winkels te maken gehad kan hebben: Kevelaer (O.L.V. 1840 en de "Kerzenkapelle" 1842/3), Zyfflich (H.Martinus 1841), Hartefeld (H.Antonius 1844), Zevenaar (1846), Sevelen (H.Antonius 1849) en Till (H.Vincentius 1860). Vast staat dat hij in 1856 als leerling betrokken was bij de bouw van Rütters orgel in Kleve-Düffelward . In 1871 is er weer contact tussen Winkels en Rütter geweest toen de laatste een nieuw orgel leverde voor de kerk van de H.Martinus te Gennep; het oude instrument bracht Winkels over naar de kerk van de H.Dyonisius te Heijen.
Evenmin is het ondenkbaar dat Johann als 26-jarige mee op karwei geweest is naar Hernen in Nederland toen Rütter daar in 1856 een nieuw orgel in de kerk van de H.Judocus plaatste.
Behalve bij Rütter kan Johann Winkels ook in de invloedssfeer van Johann Daniël Nolting (1757 1848) uit Emmerik gekomen zijn; in verschillende plaatsen waar deze in Nederland werkzaam geweest is zien we Winkels als zijn opvolger: Arnhem (St. Walburg en St. Eusebius), Haps, Otter-sum, en in de Achterhoek . Algemeen wordt aangenomen dat Nolting de leermeester van Rütter geweest is . Onmiskenbaar draagt de kas van Oploo’s orgel kenmerken van andere Nolting-orgels.
De eerste vermelding van Winkels’ bezigheden als orgelmaker is te vinden in het Streekarchief ‘Land van Cuijk’ te Grave en wel in het Parochiearchief van Oploo: in 1862 wordt hem dan opgedragen het oude orgel van Sonsbeck naar Oploo over te plaatsen.
Johann woont dan in Venray, waar hij in datzelfde jaar de balgen van het orgel in de Petrus’ Bandenkerk repareerde. Het is nog niet duidelijk waarom Johann naar Venray getrokken is; mogelijk was er een relatie met de franciskanen of franciskanessen in die plaats, maar Venray had ook een orgelbouwtraditie: vanaf ca. 1785 was Johann Reiner Titz (1749 1825) hier als orgelmaker werkzaam geweest. Na Titz’ overlijden werd diens orgelmakerij voortgezet door de Gebr. Franssen die in het nabije Horst woonden . De orgelmakerijen van Franssen te Horst en die van Winkels te Venray hebben tot 1867 naast elkaar bestaan . Van Winkels is bekend dat hij in Venray bij een hospita woonde; mogelijk werkte hij toen bij of met de Gebr. Franssen. Op meerdere plaatsen zien we Franssen zowel als Winkels of Bik aan hetzelfde orgel aan het werk: Lottum (1829/1896-1902), Meerlo (1831/1913), Broekhuizenvorst (1845/1914), Velden (1859-85/1896-1921), Sevenum (in 1862 maakten beiden een offerte), Bodegraven (1874/1948/51), Altforst (1913/1918). In 1913 werkte Franssen in Altforst en Winkels in het buurdorp Batenburg.
Toen de Franssens in 1867 verhuisden van Horst naar Roermond , besloot Winkels zich in Boxmeer te vestigen. Hier had hij in 1862 tenslotte organist broeder Gregorius van Dijk leren kennen, de orgeldeskundige met invloed in binnen- en buitenland. Bovendien had hij zo minder concurrentie te duchten van gevestigde vakbroeders als de al genoemde Franssen in Roermond, Van Dinter in Tegelen of Vermeulen in Weert. Broeder Van Dijk was geboren in Kleef en stond op goede voet met Rütter, die broeder Gregorius’ uit 1677 stammende en in aanleg door Blasius Bremser gebouwde Boxmeerse orgel in 1845 met een vrij pedaal had mogen uitbreiden. Belangrijker wellicht was de kennis die hij in de loop van de tijd gekregen had aan kasteleinsdochter Claartje van der Putten, met wie hij trouwde en in 1870 zoon Harrie kreeg.
Toen Winkels het orgel in Oploo plaatste, verloste hij het van Franssens economieladen en voorzag hij het op aanwijzing van de Broeder Gregorius van Dijk van de beproefde mechanische sleepla-den. Twee discantregisters, een Bourdon en een Flauto Traverso werden in de bas uitgebouwd en daarnaast leverde hij een nieuwe Kromhoorn en een Salicionaal. Ook breidde hij het Pedaal uit tot 27 tonen. Het Pedaal is het klavier dat met de voeten gespeeld wordt. Hierop stond een aanvankelijk Posaune 16’ die Winkels door een Subbas 16’ verving, een register dat dit keer op-nieuw gebruikt is.
Omdat ook Oploo in de vaart der volkeren meeging, verving Vermeulen uit Weert die oude sleepla-den in 1931 door moderne pneumatische kegelladen. In 1991 was de in Boxmeer gevestigde stich-ting Johann Winkels Kerkorgelfabriek Boxmeer gaan inventariseren hoeveel sporen van Winkels er nog in de omtrek te vinden waren, en mede hierdoor werden de onderzoekers getroffen door de kwaliteit die dit instrument te bieden leek. John Blummel uit Oss herstelde het instrument waar-door het zich kon manifesteren. Zo zelfs, dat Ton van Eck, die namens het Bisdom Blummels werk keurde, de wens uitsprak om het orgel om te bouwen of het van een historisch binnenwerk te voorzien, een wens die toen heel ver weg leek.

Mede dank zij bemiddeling van de Orgelkring Gregorius van Dijk kwam het Kerkbestuur in de gele-genheid deze wens, de ombouw naar een mechanisch orgel, te realiseren, en zo werd gekozen voor een orgel van het Rijnlandse type, de stijl waarin zowel Johann Daniël Nolting als Rütter zich manifesteerden en voor Johann Winkels de grondslag was. Afwijkend van dit type orgel is het vrije Pedaal, maar het is goed dat deze echo van de Boxmeerse inbreng als regionaal trekje toch gehandhaafd blijft! Het is zo aangelegd, dat het duidelijk als een toegevoegd element herkend wordt. De geschiedenis herhaalt zich en wat Winkels in 1862 deed, presteert de firma Pels & Van Leeuwen bijna 150 jaar later: de wedergeboorte van een orgel dat in zijn lange leven van veel orgelmakers iets meekreeg:

±1790 nieuwbouw Nolting (?, Emmerich) voor ??
1845 herbouw Gebr. Franssen (Horst) in Sonsbeck
1862 restauratie Winkels (Venray, na 1867 Boxmeer) in Oploo
1868 kast gesierd met de drie beeldjes Geloof, Hoop en Liefde, geleverd door atelier Beuijssen (Boxmeer) in Oploo
1931 en ‘68 modernisering Vermeulen (Weert) in Oploo
1991 revisie door Blummel (Oss) in Oploo
2008 restauratie Pels & Van Leeuwen (’s-Hertogenbosch) in Oploo

Tenslotte de dispositie:
Manual (II) Positif (I) Pedal Manualkoppel B/D
Bordun 16’ Gedact 8’ Bordun 16’ Pedalkoppel
Prestant 8’ Flöthe Dolce 8’ Flöthe 8’
Bordun 8’ Prestant 4’ Octav 4’
Prestant 4’ Flöthe Does 4’ Trompete 8’
Flöthe 4’ Octav 2’
Quint 3’ Quint 1 1/3’
Octav 2’ Flageolet 1’
Mixtur 4 fach Krummhorn B/D 8’ Manuaalomvang C-g3, 56 tonen
Trompete B/D 8’ Pedaalomvang C-d1, 27 tonen

©Wout van Kuilenburg, Boxmeer 2009

Rien Wols, namens BHIC zei op 5 februari 2009 om 11:43 uur

Dag Wout,
Wat een mooie bijdrage aan onze kennis van Oploo! Zonde dat dat verstopt zit in een reactie op een ander verhaal. Ik ga je tekst als apart item op de site zetten (tenzij je daar principieel bezwaar tegen hebt, natuurlijk). Ken jij goede, mooie foto's die we daar als illustratie bij kunnen gebruiken? Ik hou me aanbevolen.
Vriendelijke groet,

Wout van Kuilenburg zei op 5 juni 2012 om 15:44 uur

Toen dit orgel deze zomer precies 150 jaar geleden in deze kerk geplaatst werd, kon vast niemand bevroeden dat de hogere machten anno 2012 zouden besluiten om de kerk af te stoten

Mariët Bruggeman, namens BHIC zei op 5 juni 2012 om 20:02 uur

Beste Wout,

ik kan me je frustratie levendig voorstellen; het blijft toch jammer dat er weer zo'n mooi gebouw (met inhoud) wordt afgestoten.

Met vriendelijke groeten,

Gerard W. Ch. Lemmens zei op 13 november 2013 om 12:54 uur

Dag Wout,

Proficiat met je fantatisch verhaal over het orgel in de Mathiaskerk in Oploo. Ik deel je frustratie want ik vind dat men in Nederland ook veel te veel oude gebouwen sloopt in plaats van ze te restaureren !

Wist je trouwens want je haalt dat aan - Jacobus Franciscus Beuijssen - dat hij de schoonvader was van de kustschilder - Thomas Carolus van Uden - waarover ik hier onder Boxmeer een stukje heb geschreven ?

Wat ik echter nog niet heb gevonden is altaren die door Thomas Carolus van Uden zijn geschilderd want hij was ook een religieus schilder. Ben jij die tegengekomen ??

Met hartelijke groet en dank voor je prachtige verhaal,

Gerard Lemmens

Wout van Kuilenburg zei op 13 november 2013 om 20:31 uur

Dag Gerard, dank voor je waarderende woorden. Van Uden was getrouwd met Beuijssens oudste dochter. Hieronder volgt wat ik nog meer weet:

Thomas Carolus van Uden, geb. 23 november 1825 in Cuijk en overleden in Nijmegen 27 april 1882. Van beroep is hij (kunst)schilder, verver. Hij trouwt 1 maart 1859 in Boxmeer met Joanna Francisca Beuijssen, geb.25 september 1835 in Boxmeer en daar overleden 5 juli 1874. Zij is de dochter van Jacobus Franciscus Beuijssen, schrijnwerker en architect, geb. 27 april 1810 in Geldrop en Johanna Margaretha Lucia Voss, geb. 16 december 1811 in Vierlingsbeek.

Uit dit huwelijk bekende kinderen:
1. Anna Jacoba Philomena van Uden, geb. 5 december 1859 in Cuijk en overleden 16 december 1921 in Amsterdam. Zij trouwt 15 mei 1888 in Nijmegen met Theodorus Johannes Smits, geb. 25 augustus 1840 in Nijmegen en daar overleden 29 november 1889. Hij is de zoon van Adrianus Smits en Elisabeth Mulder. Na zijn overlijden trouwt Anna met Henricus Cornelius de Waart, geb. in Amsterdam 10 juli 1847 en daar overleden 11 april 1907. Hij is de zoon van Philippes de Waart en Paulina Alida Lussen.
2. Antonetta Petronella Margaritha van Uden, geb. 27 juni 1861 in Cuijk en overleden 26 februari 1947 in Amsterdam. Zij is winkeljuffrouw. Zij trouwt 28 april 1892 in Nijmegen met Marius Joannis Lancee, winkelier, geb. 1 juli 1863 in Tiel en overleden 15 november 1923. Hij is de zoon van Gerardus Josephus Lancee, winkelier (geb. 25 april 1834 in Tiel en daar overleden 12 maart 1907) en Gerarda Catharina van Baars (geb. 30 augustus 1833 in Tiel).
3. Margaretha Maria Francisca van Uden, geb. 21 juli 1866 in Boxmeer en in Amsterdam overleden 17 juli 1920. Zij was ongehuwd.
4. Henricus Jacobus Wilhelmus van Uden, huisschilder, geb. 7 mei 1868 in Boxmeer en overleden in Amsterdam 14 oktober 1914. Hij trouwt in Antwerpen met Philomena Geerarts, geb. 11 maart 1869 en overleden in Amsterdam 11 mei 1940. Zij is de dochter van Joannis Franciscus Geerarts en Maria Theresia Wouters.
5. Lucia Margaretha van Uden, geb. 17 mei 1871 in Boxmeer en overleden in Bloemendaal 8 juli 1929. Zij trouwt in Amsterdam op 7 april 1909 met Petrus Dreschel, geb. 21 november 1851 in Leeuwarden en 31 januari 1918 overleden. Hij is de zoon van Ellard Rudolf Augustinus Dreschel en Louisa Paulina Marchal.
Dan is er in de afwikkeling van het testament nog sprake van ene Anna Margaretha van Uden te Nijmegen, die recht heeft op twintig gulden twintig centen

Werkzaamheden waaraan Thomas van Uden gewerkt kan hebben:

1859 Ewijk, PREEKSTOEL, St.Jan de Doper.
1862 Amsterdam, ORGELKAS, H.Willibrordus binnen de Veste.
(1863 Warmond ORGELKAS Groot Seminarie [?]).
1864 Sint-Oedenrode, ORGELKAS Augustinessen Mariadaal (thans in Deursen) [?].
1865 Cuijk, kapel bij het klooster van de zusters van Barmhartigheid, Johs Evangelist
1867 Haaren, ORGELKAS Groot Seminarie (thans in Den Dungen).
1868 Oploo, BEELDEN ORGELKAS, St.Matthias.
1870 Ewijk, COMMUNIEBANK, St.Jan de Doper.
1872 Mill-Hill (GB), St. Jozefkerk en Missiehuis

Gerard W. Ch. Lemmens zei op 13 november 2013 om 20:53 uur

Dag Wout,

Hartelijke dank voor de voor mij waardevolle informatie aangaande Thomas Carolus van Uden. Onder Geschiedenis hierboven en Boxmeer zul je een stukje over hem van mijn hand kunnen zien. Ik ben lange tijd geinteresseerd in hem want zijn grootouders waren Thomas van Duijhoven, de secretaris van Cuijk en Anna Barbara Lemmens, een van mijn familieleden.

Zijn schilderijen zijn erg moeilijk te achterhalen helaas !

Met dank en hartelijke groet uit East Sussex,

Gerard

Gerard W.Ch. Lemmens zei op 22 mei 2014 om 22:51 uur

Heel mooi verhaal maar ik vind wel dat de Bron vermeld dienst te worden van de oude tekening bij het artikel welke ik aanneem van de ahnd is van - Jan de Beijer ???

Groetjes,

Gerard Lemmens

Mariët Bruggeman, namens BHIC zei op 26 mei 2014 om 19:13 uur

Beste Gerard, de tekening is inderdaad van de hand van Jan de Beijer; we gaan het bijschrift hierop uiteraard aanpassen.
Met vriendelijke groeten,

Teun Wientjes zei op 6 april 2023 om 22:31 uur

Hoi,

Ik zou graag informatie van de Mathiaskerk op Wikipedia willen zetten, met een bronverwijzing naar jullie site, kan ik daar toestemming voor krijgen?

Gr Teun Wientjes

Marilou Nillesen zei op 11 april 2023 om 13:26 uur

Hallo Teun,

Bedankt voor je berichtje! Op Wikipedia een artikel schrijven waarvoor gegevens uit (mede) onze website zijn geput, dat is prima, hoor. Let er op dat je niet letterlijk tekst overneemt, want dat mag niet. Niet zozeer van ons niet, maar Wikipedia struikelt daarover, omdat onze website nergens expliciet vermeldt dat de tekst vrij van auteursrecht is en dus zo overgenomen mag worden. (Raar maar waar, maar daar hebben we zelf als BHIC in het verleden wel eens moeilijkheden mee gehad).

O ja, ik heb trouwens je telefoonnummer weggehaald om misbruik van deze contactgegevens te voorkomen (denk hierbij vooral aan spam), maar ook ter bescherming van de privacy.

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.