Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Adieu Beekvliet! Zes jaar internaatsverblijf (1959-1965) (deel 1)

Toen ik erheen ging bestond Beekvliet 150 jaar. Het Klein Seminarie sloot in 1972 zijn deuren en vanaf dat moment werd het gymnasium met externe leerlingen voortgezet. Het oude Beekvliet-complex werd grotendeels gesloopt. Alleen het torentje en het hoofdgebouw ontsnapten aan de slopershamer. De boomgaard, sportvelden, tuinen en gebouwen maakten plaats voor een moderne woonwijk.

Luchtopname van het gebouwencomplex Beekvliet, Sint-Michielsgestel (foto: BHIC, Beeldcollectie Klein Seminarie Beekvliet, nr. 1910-001070)

Van Tilburg naar Sint-Michielsgestel

“Geslaagd voor seminarie Beekvliet. Succes en Gods beste zegen, Jan” schreef frater François in het laatste schoolrapport. Net voor de hernieuwing van mijn doopbeloften op 5 juli 1959 deed ik op 25 juni toelatingsexamen. Ook mijn ouders waren voor die dag uitgenodigd, maar ik weet niet meer of ze mee geweest zijn. “Je hóórt ze hier denken!”, stond bij een foto in het Bisdomblad van 3 juli 1959 met als commentaar: “…waar tientallen knapen de strijd aanbonden met de opgaven voor het toelatingsexamen…”. Ik vertrok, op twaalfjarige leeftijd, in augustus 1959 naar Klein Seminarie Beekvliet in Sint Michielsgestel, want regent Bannenberg meldde mijn ouders in een briefje van 30 juni 1959 dat ik was geslaagd voor het toelatingsexamen en aangenomen als leerling van het seminarie. Het was tevens het laatste briefje van hem, want begin september kreeg hij een opvolger in de persoon van regent van Laarhoven. Mijn studietijd in Beekvliet begon dus al meteen met een feestje vanwege de benoeming van de nieuwe regent en het afscheid van de oude. In zijn eerste brief aan mijn ouders kondigde hij ook een eerste ouderdag voor de Kleine Figuur (eerste klas) aan op 7 oktober, waarvoor de busdiensten vanuit Den Bosch en Eindhoven zelfs werden ‘versterkt’! Broers en zussen mochten, zo werd meteen in de brief gemeld, helaas niet meekomen… Er waren 104 nieuwe studenten en het totaal aantal seminariestudenten was in dat jaar 383.

Ik weet het niet precies meer hoe ik er gekomen ben, maar ik denk dat meneer Robben van de lagere school mij weggebracht heeft. Hij was een van de weinigen die een auto had, en had beloofd dat hij mij zo vaak mogelijk naar Beekvliet zou halen en brengen. Een ongekende luxe voor mijn ouders, want een auto voor de deur was in die jaren slechts een droom.

Al mijn spullen (kleding, dekens, lakens, slopen, speelgoed, boeken, schrijfmateriaal) zaten in een grote, klassieke houten hutkoffer. Hij heeft jarenlang op zolder gestaan, met allerlei andere spulletjes er in. Draagbare radio’s werden niet toegestaan, boeken en spellen werden ‘gekeurd’ door de prefect. Voor de gym was een zwarte broek met (geel) shirt, witte gymschoenen en zwembroek verplicht. Het was er allemaal. Op het ronde deksel van de hutkoffer schilderde mijn vader met witte letters: ‘Jan Simons, van der Coulsterstraat 36, Tilburg’. De hutkoffer werd na het uitpakken door de seminarieknechten opgeborgen op de zolder, en ik zag hem pas weer terug toen ik na het examen in de zesde klas weer wegging van Beekvliet.

Ik schreef mijn eerste brief naar huis op 3 augustus 1959; nog steeds heb ik een kopie van het origineel in mijn bezit. Helaas heb ik zelf geen van de (vele) brieven die ik van thuis ontving bewaard. En de brieven die ik zelf schreef, heeft mijn moeder op advies van een pater die vaak op bezoek kwam allemaal verbrand. Misschien begrijpelijk (moeder ging er trots op een zoon op het seminarie te hebben, maar had het er wel moeilijk mee, zeker als ze de brieven las die ik schreef), maar wel heel, heel jammer, want ik had er een mooi hoofdstuk van mijn levensverhaal van kunnen maken, of misschien zelfs een klein boekje over de gebruiken en gewoonten van het Beekvliet van toen.

Regent van Laarhoven schreef in een brief van 25 januari 1960 dat ik het, voor zover hij kon zien, goed maakte en dat, als ik m’n best zou blijven doen, het allemaal wel zou lukken. Een vooruitziende blik, zo bleek ruim vijf jaar later toen ik slaagde voor mijn eindexamen.


Groepsfoto Kleine Figuur 1959

Stap voor stap

De route op Beekvliet was er niet een van klas 1 naar klas 6. Dat wil zeggen: het was wel de route, maar het heette allemaal anders. Als je in de eerste klas zat, zat je op de Kleine Figuur en verbleef je op de Kleine Cour. Ook de klassen 2-4 hadden aparte namen: klas 2 was de Grote Figuur, klas 3 de Grammatica, klas 4 heette de Syntaxis. Zittend in de klassen 2-4 verbleef je op de Grote Cour. En tenslotte de klassen 5 en 6:  Poësis (klas 5) en Retorica (klas 6). Deze klassen waren in de zogenaamde Duitse Bouw. Voor de ‘interne communicatie’ werden verschillende blaadjes gemaakt, zoals voor klas 2-4 de Rostra en voor klas 5-6 de Carillon. Wat betekende dat allemaal concreet? Wel, de Kleine Figuur was een verzameling dingen tegelijk: gezamenlijke studie- en recreatiezaal, eigen toiletblokken, eigen speelplaats (Kleine Cour), eigen slaapzaal, eigen leslokalen, eigen eetzaal. Dat gold ook voor de Grote Cour: gezamenlijke, grote studiezaal (de aula), eigen recreatiezaal en leeszaal, eigen toiletblokken, eigen speelplaats (Grote Cour), eigen slaapzaal (de ‘grote slaapzaal’), eigen leslokalen en eigen eetzaal (samen met klassen 5 en 6). Alleen de gymzaal was voor alle klassen (inclusief 5 en 6) dezelfde: een gebouw in het verlengde van de Duitse Bouw, waar de klassen 5 en 6 leslokalen en een recreatiezaal hadden. Bovendien was in dit gedeelte een natuur- en scheikundelokaal en het natuurhistorisch museum van dr. Knippenberg gehuisvest. In de Duitse Bouw was ook een aula.

In de ‘voorbouw’ en in de zogenaamde ‘rode gang’ woonden de leraren, de regent (de algemeen directeur, de baas van het spul) en de econoom. De prefect (verantwoordelijk voor het materieel welzijn van de studenten) woonde op de rode gang. Ook de geestelijk leidsman (in mijn tijd de latere mgr. Jan Bluyssen) woonde in de rode gang.

In de kapel had iedereen zijn eigen plaats. Daar kon je je eigen missaal, meditatie- en zangboeken bewaren. Het was voor iedere student vrijwel altijd de eerste ruimte die hij betrad na het opstaan (ochtendgebed onder het zingen van het Veni Creator Spiritus (Kom, Schepper, Heilige Geest) en de laatste voor het naar bed gaan (het zingen van de Completen). Ik heb er uren doorgebracht: voor de eucharistievieringen, vieringen voor Pasen (Goede Week) en Kerstmis (Advent), zangrepetities, avond- en ochtendgebed, meditatieoefeningen.

De slaapzalen bevatten een groot aantal – netjes gezegd – chambrettes. In de volksmond werden het gewoon cellen genoemd, maar de leraren hadden liever dat je dat niet zei. In de chambrettes paste een bed, een kast voor kleren en persoonlijke spullen en een klein tafeltje voor een bak met water; ze werden afgesloten met een wit linnen gordijn. We sliepen er met honderden tegelijk, terwijl een surveillant de wacht hield: in de vroege avond ambulant, later in zijn aparte, afsluitbare slaapplaats op een van de hoeken. Op de grote slaapzaal waren toiletblokken en wastafels (meestal lavabo’s genoemd) aanwezig, zodat je je ’s avonds door je gezicht kon wassen en je tanden kon poetsen. Het licht bleef meestal nog een tijdje aan zodat je wat kon lezen, maar werd dan pardoes gedoofd. Op een klein noodlichtje na was het donker, maar lang niet altijd stil.

Verzorging

In alle gebouwen en lokalen was het lekker warm: in het gehele complex was centrale verwarming aanwezig, waarvan de enorme ketels in een ondergrondse ruimte onder de refter (eetzaal) voor de Kleine Figuur waren ondergebracht. Voor het onderhoud was een aparte stoker in dienst. De gebouwen werden onderhouden door een aantal knechten; een van hen heette Hendrik. Ik herinner me ook nog Frans met zijn typisch petje, ex-gijzelaar, voornamelijk werkend in de voorbouw. De Limburgse nonnen (Kleine Zusters van de Heilige Joseph) en een aantal meiden hielden niet alleen het hele gebouw schoon, maar verzorgden ook de maaltijden in de keuken.  Eén non was de ziekenzuster: ze had een aparte onderzoekskamer annex apotheek, tegenover de doucheblokken. Als je geen koorts had, was je per definitie niet ziek: dat was altijd haar ijzeren uitgangspunt. Je moest dus zorgen dat je koorts had, als je het eens een paar dagen rustig aan wilde doen of wat langer in bed blijven. Een vaak toegepaste truc was het opwrijven van de koortsthermometer met je wollen deken: succes verzekerd, maar het was wel uitkijken geblazen, want als de thermometer té warm werd gestookt, klapte deze kapot. De ziekennon wist dan genoeg en je kreeg dan meestal een flinke uitbrander.

Heel bijzonder, maar ik realiseer me dat nu pas achteraf, was dat mijn vader zomer én winter op zijn bromfiets om de veertien dagen naar Sint-Michielsgestel reed om mijn wasgoed op te halen en gewassen en gestreken kleding mee te nemen. Toen ik het programma voor de eerste begroeting van Mgr. Bluyssen op Beekvliet (6 november 1961) in het ‘pakje’ naar huis stopte, schreef ik daar achter op: “Mama, de flesjes heb ik er maar niet ingedaan, omdat het pak anders niet dicht kon. Ik breng ze wel met Sinterklaas mee. Gegroet, Jan.” Daarnaast – en misschien vond ik dat nog wel het belangrijkst! – zaten er in het ‘pakje’ altijd welkome versnaperingen (koeken, snoep, fruit), zakgeld en (vanaf de tweede klas) sigaretten. Het was dus altijd feest als het ‘pakje’ was aangekomen en ik dat op mijn bed in mijn ‘cel’ vond! Verder dan de voorbouw kwam mijn vader op een hoge uitzondering na nooit: het was verboden om mij ergens even te zien. Ik heb wel begrepen dat hij in de winter, wanneer het steenkoud was, gesneeuwd had of vroor, gelukkig van Frans een kop koffie kreeg in een warme spreekkamer. Ik geloof dat ik hem slechts één keer ‘illegaal’ heb ontmoet in het kastanjelaantje… Ik had hem voor zijn overlijden op 30 januari 2009 nog eens moeten vragen hoe dat allemaal in zijn werk ging… en nog eens mijn waardering moeten uitspreken…

Klik hier voor het vervolg

Klik hier voor alle delen van dit verhaal

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.